KUNSTMATIGE STEDEN ‘NEW TOWNS’ ASSOCIËREN WE EERDER MET SOCIALE PROBLEMEN DAN MET ARCHITECTONISCH VERNUFT. TOCH WORDER ER NU 400 GEBOUWD.

Aziatische New Towns zijn vanuit westers
perspectief onderling inwisselbaar,
schaamteloos elitair, onbetamelijk
commercieel en volstrekt politiek incorrect
Rachel Keeton, Michelle Provoost en Wouter Vanstiphout
Urbanisten

Als de ene studie na de andere uitlegt waarom New Towns voor problemen zorgen, hoe kan het dan dat Azië en het Midden-Oosten er nog talloze bouwen? En weten ze de valkuilen van het verleden te omzeilen? Helaas niet.

Nieuwe Aziatische steden zijn vaak onwaarschijnlijk deprimerend. Vind ik. Vinden ook lui als China’s beroemdste jonge architect, Ma Yansong. Hij vergeleek ze enige tijd geleden met visbakken. “Het gebrek aan verrassing en ambiguïteit in een aquarium”, zo schreef hij, “is een echo van de generische, repetitieve ruimtes in de moderne Chinese stad. En misschien is de lage prijs van de goudvis een reflectie van de machteloosheid van China’s goedkope burgers. Veel architecten zijn een louter werktuig geworden van macht en kapitaal. Sommigen vergelijken zichzelf zelfs met hoeren, maar dat vind ik een belediging voor de prostituees. Zij verkopen immers alleen hun lichaam, terwijl architecten het leven en de rechten van anderen versjacheren.” Steden als aquariums en architecten als hoeren, het is een weinig opbeurende gedachte. Maar ze geldt tot op zekere hoogte ook voor de New Towns in Oman, Azerbeidjan, Indonesië of Kazachstan, die worden besproken in Rising in the East, de nieuwe publicatie van het Nederlandse International New Town Institute. Urbanisatie-experts Rachel Keeton, Michelle Provoost en Wouter Vanstiphout gaan in het boek radicaal in tegen de hoerakreten die in de meeste architectuurbladen de bovenhand halen. In plaats van mee te doen aan de zoektocht naar de opmerkelijkste gebouwen, de hoogste torens en de grootste musea, focussen ze op de (grauwe) realiteit. Welke lessen werden er geleerd? Wie financierde deze New Towns, welk doelpubliek had men voor ogen en wat zijn labels als ‘duurzaam’ of ‘ecologisch’ waard? Of het nu om de Franse ‘Grands Ensembles’ dan wel het Duitse Gropiusstadt of het Nederlandse Zoetermeer gaat, de eerste New Towns waren een antwoord op de verwoesting in het naoorlogse Europa en ze resulteerden in een blauwdruk die in de hele wereld zou worden gedupliceerd. In de jaren vijftig en zestig zagen de nieuwe onafhankelijke staten van Afrika en Azië in de modernistische architectuur van Le Corbusier, Niemeyer, Gropius en vooral de Griek Doxiadis, een middel om de koloniale banden door te snijden. En aldus verrezen New Towns als Chandigarh, Brasilia, Islamabad of delen van Bagdad en Riyad. Vijftig jaar na datum worden andermaal dergelijke steden gebouwd: Chinese zogenaamde eco-cities, nieuwe hoofdsteden voor Kazachstan en Birma, kunstmatige oases in de woestijnen van Oman en Abu Dhabi, een resort-eiland in de van vervuilende olieboorplatformen vergeven Kaspische Zee… Als we Rising in the East mogen geloven, dan werd er bedroevend weinig geleerd uit de fouten van het verleden. “Soms”, zo merken Provoost en Vanstiphout op, “hebben de plannen van nu zelfs identiek dezelfde legende en dezelfde kleurcodes als toen. De blauwdruk voor een New Town op het Arabische schiereiland ziet er haast exact uit als het plan dat Doxiadis in de jaren zestig ontwierp voor de regio van Detroit.”

Hetzelfde maar slechter

Het is hetzelfde maar dan slechter. Terwijl de architecten vroeger fundamenteel betrokken werden bij de structurering van de geplande stad, beperkt de rol van hun hedendaagse collega’s zich vaak tot het ontwerpen van de gebouwen die het postkaartimago van de stad zullen bepalen. Ze werken binnen een plan dat door anonieme ingenieurs werd getekend. “De Aziatische New Towns,” menen de auteurs, “zijn ideologische wezen, waardoor we niet eens weten welke architect of urbanist we aan de tand zouden moeten voelen.” Het is overigens maar de vraag of die zich tot veel discussie zouden laten verleiden. “Terwijl ze complete steden en architecturale iconen ex nihilo laten verrijzen in groene velden, gaat het theoretische debat van hun scholen in hoofdzaak over de onmogelijkheid om urbanisering te plannen, en over bottom-up stedelijk beleid.” Van de zin en onzin van New Towns liggen de sterarchitecten niet wakker. Ze voeren uit en strijken de centen op. Dat komt, argumenteren de auteurs, omdat er een “decennia-oud westers taboe bestaat tegenover big stories en universele, progressieve concepten”. Bovendien “bevinden de dominante architectuur- en urbanisatiescholen zich in delen van de wereld waar megagroei en hypermodernisering passé zijn. Er is dus een mismatch tussen de culturele en theoretische basis van westerse architecten en het groeiende aandeel van Aziatische projecten in hun portfolio.” Architecten beschouwen zichzelf “niet langer als de protagonisten van de creatie van nieuwe steden maar als de gefascineerde (of met afschuw vervulde) toeschouwers”. Hadden ze de opdracht dan moeten weigeren? Zover willen de auteurs van Rising in the East niet gaan. Wel vinden ze dat de architecten kant moeten kiezen. “Hun loyauteit moet bij de stedelingen liggen in plaats van bij het systeem waarvoor ze werken.” Niet alleen de rol van de architect maar ook het opzet van de nieuwe stad is anders dan vroeger. De Europese New Towns werden ontwikkeld op basis van een consensus aangaande economische groei, samenwerking, modernisering en regulering van urbanisering. Later werden daar nog sociale thema’s aan toegevoegd zoals emancipatie en de gelijke verdeling van kennis en inkomen. In Azië is er geen emancipatorisch maatschappelijk project en de sociale wortels van de westerse stadsplanning spelen geen enkele rol. “Wellicht verklaart dat waarom de New Towns, vanuit een westers perspectief bekeken dan toch, zo volstrekt onderling inwisselbaar zijn, zo schaamteloos elitair, onbetamelijk commercieel, onwaarschijnlijk oppervlakkig en volstrekt politiek incorrect.”

Onverantwoord groen

Provoost, Keeton en Vanstiphout verkenden bouwwerven in Vietnam, Dubai, Kazachstan, Azerbeidjan, China, Cambodja en tal van andere plekken. Ze kwamen erachter dat duurzaamheid doorgaans niet meer dan een marketingtruukje is en dat ‘groene projecten’ zelden echt ecologisch verantwoord zijn. Bovendien gaat het met de New Towns sinds de wereldwijde financiële crisis van 2008 minder hard dan voorheen. Menig plan werd voorlopig opgeborgen of zag zijn budget gevoelig krimpen. Kijk naar Masdar, een eco-city in de buurt van Dubai. Er ging sinds 2009 3,3 miljard dollar van de begroting af, de oplevering is minstens tot 2020 uitgesteld en ook het idee om een autovrije stad te creëren sneuvelde onder gelddruk. Met Zira-eiland, voor de kust van de Azerische hoofdstad Baku, is het nog slechter gesteld. Een Deens architectenbureau zou op dit gewezen gevangeneneiland een hyperluxueus resort laten verrijzen, geïnspireerd op de zeven beroemdste bergtoppen van het land. “Het is onduidelijk of het sprookje er ooit komt, maar Zira heeft zijn werk al gedaan. Alle grote architectuurbladen hebben er een artikel aan gewijd, en aldus is het moderne imago van Azerbeidjan op de kaart gezet.” In Kazachstan gingen de auteurs naar Astana kijken, de nieuwe hoofdstad die op bevel van president Nazarbajev in de Siberische steppe is verrezen. “Met Astana heeft Kazachstan zichzelf heruitgevonden, na de pijnlijke Sovjetgeschiedenis. De stad ademt overdadige luxe en slechte smaak maar bleek het perfecte instrument voor een betere economische integratie van de noordelijke en zuidelijke regio’s van het land.” Het enige, zo voegen de auteurs eraan toe, “waar de meeste burgers nog steeds vragen bij hebben, is de locatie van de stad. Astana heeft een vreselijk klimaat. In de winter is het er bitter koud en in de zomer wordt de stad bestookt door gigantische zwermen reuzenmuggen.” Ook nieuwe Vietnamese, Birmese, Indonesische en Saoedische urbane centra passeren de revue. Er is hier en daar gematigd optimisme, maar het refrein is er een van gemiste kansen. De meeste New Towns hebben net als hun voorgangers een al te homogene demografische samenstelling. Ze zijn louter bedoeld voor de hoge middenklasse, wat sociale segregatie in de hand werkt. De auto is er koning en er wordt een rigide opdelingssysteem gehanteerd dat meer nadelen heeft dan voordelen. Duurzaam en ecologisch zijn de meeste New Towns evenmin. De integratie van geschiedenis en cultureel erfgoed is onbestaande of hoogstens oppervlakkig en grote groepen boeren en armen moesten voor hun komst wijken. Waartoe dit alles zal leiden, zal de toekomst uitwijzen, maar geruststellend is de analyse in Rising in the East alvast niet.

Rising in the East. Contemporary New Towns in Asia. Door Rachel Keeton, Michelle Provoost en Wouter Vanstiphout. SUN architecture, 432 p., 34,50 euro.