ZUID-KOREA- Schrijver Kim Young-ha over nihilisme en de zee voorbij de Demarcatielijn

t universum van de Zuidkoreaanse schrijver Kim Young-ha (°1968) doet in zekere zin denken aan de werelden die zijn gevierde landgenoot, regisseur Kim Ki-Duk, oproept in films als 3-Iron of Samaritan Girl. “Dat postmodernisme wortelt in het feit dat onze gigantische economische transformatie niet geschraagd was door een mentale evolutie van onze inse conservatieve en ondemocratische maatschappij”, zo meent hij. 
Kim Young-ha’s ook in het Nederlands vertaalde debuut ‘Ik heb het recht om mezelf te vernietigen’ sloeg bij zijn publicatie in 1996 in als een bom. Best begrijpelijk, als je bedenkt dat het hoofdpersonage C zijn dagen slijt met het speuren naar ‘cliënten’ die hij dan ‘begeleidt’ naar hun zelfmoord. Redenen om er een einde te maken hebben deze jonge, knappe en getalenteerde vrouwen overigens niet. Dergelijke overwegingen bestaan niet eens in C’s realiteit, daarvoor is ze tezeer ontdaan van menselijke relaties of gevoelens. Ze drijft louter op een volstrekt nihilisme en een grenzeloze verveling. Zelfs als C’s broer K, de chauffeur van een ‘kogeltaxi’, hem komt vertellen dat hij erover denkt om zijn voet dit keer niet op het laatste moment van het gaspedaal af te halen als hij aan zo’n honderdtachtig km per uur over de wegens scheurt, komt er geen poging tot redding. ‘Als dat is wat je echt wil, kan ik je niet tegenhouden’, klinkt het, waarop K antwoordt, dat hij al dacht dat zijn broer dat zou zeggen. Ook vluchten helpt niet. ‘Hoe komt het dat het leven zo is’, vraagt C zich in de laatste regel van het boek af, ‘dat er nooit iets verandert, ook al ga je naar een heel ver land.’
“Dat boek is de uiting van een generatie Seoulse jongeren zoals ik die in het midden van de jaren negentig waarnam”, legt Kim uit. “Kijk, je moet het traject zien dat wij hebben afgelegd. In de jaren tachtig waren we overtuigde Marxisten, in een rechtse militaire dictatuur als de Zuidkoreaanse duurde het tot 1986 vooraleer Das Kapital werd toegelaten. We preekten de revolutie, alleen duurde het feestje niet erg lang. De teleurstelling was gigantisch toen in ‘89 de Berlijnse Muur viel en even daarna de hele Sovjetunie implodeerde. Hoeft het dan te verbazen dat we tegen de eerste helft van de jaren negentig verschrikkelijk nihilistisch waren?’
In ‘93 zet Kim samen met vier vrienden het maandblad ‘Yonul Yegam’ (hedendaagse voorgevoelens) op, waarin ze een lans breken voor het recht op luiheid, het recht op hallucinatie, op niet-stemmen of niet maatschappelijk participeren. “Ons startkapitaal was de invaliditeitsuitkering die de vriendin van één van ons uitgekeerd kreeg toen ze door een auto-ongeval verlamd raakte. (schatert). Dat zou geen mensen meer doen.
“Maar dat blad en die hele periode waren een noodzakelijke voorwaarde voor de volwassenwording van onze maatschappij. Het is overigens vanuit die sociale groep, van ex-studenten-activisten en avant-garde-kunstenaars dat ook de moderne Zuidkoreaanse cinema is geboren. De inspiratie kwam uit een economisch razendsnel getransformeerde maatschappij wiens morele kader achterop bleef hinken. Fundamenteel is Zuid-Korea een erg conservatieve, hiërarchisch gestructureerde maatschappij”.
Ik moet onwillekeurig denken aan het autobiografische ‘Tienduizend tranen’ (2000), waarin de voor adoptie naar de VS vertrokken Elisabeth Kim vertelt hoe ze getuige was van de moord op haar moeder omdat die aan een liefde voor een Amerikaanse militair tijdens de Koreaanse oorlog een bastaardkind overhield. “Het buitensporige nationalisme”, meent Kim, “is inderdaad één van onze nationale kwalen, al beseffen velen het niet. In de jaren vijftig was die ideologie misschien nodig als bindmiddel voor de natie, maar sindsdien is het een monster geworden, een dat ons binnenkort overigens opnieuw parten zal spelen. In de voorbije jaren hebben tal van Zuidkoreaanse boeren immers een Filippijnse bruid uitgezocht omdat ze thuis geen huwelijkskandidaten vonden. Hun kinderen worden dus de gehate ‘Honhyol’ of bastaards”.
Later deze maand verschijnt Kims nieuwe roman ‘The empire of Light’, over een Noordkoreaanse spion in Zuid-Korea, die zegt dat hij de drie naties onderhand goed kent: zijn geboorteland en Zuid-Korea voor ‘97 en Zuid-Korea erna. “Die opdeling is echt heel pertinent”, meent Kim. “Zie je, de financiële crisis van ‘97 heeft een enorme impact op ons gehad: de talloze fabriekssluitingen leerden ons dat je niet kan rekenen op je bedrijf of je land als ultieme redder, wat we nochtans altijd gedaan hebben. We zijn door die crisis individualistischer geworden, we werden ethischer wezens met meer eigen verantwoordelijkheid. En dat is een goede zaak”.
De hele kwestie Noord- Zuid-Korea is in bepaalde opzichten overigens moeilijk te vatten. Hoe kan de Zuidkoreaanse maatschappij erin berusten dat de volksgenoten in het noorden veroordeeld zijn tot een van de ergste dictaturen ter wereld? “Ach, weet je dat de meesten van ons de Demarcatielijn als een soort kust beschouwen, alsof er daar voorbij alleen nog de zee wacht?” Kim lacht. “Dat heb je in maatschappijen als de onze die niet echt gedemocratiseerd zijn, toch niet in termen van ware participatie van de burger aan de macht”.