Het juiste antwoord is antwoord D: je bent een ongelovige

Knack

Wed. 28 Oct. 2020

De moord op een Parijse leraar die Mohammedcartoons had getoond, pookt ook bij ons het debat over het islamonderwijs op. Neutrale controle op levensbeschouwelijke lessen is in Vlaanderen onmogelijk. Onderwijsminister Ben Weyts belooft verbetering.

De schokkende moord op de Franse geschiedenisleraar Samuel Paty resulteerde in een vloed aan getuigenissen. Over mistige organisaties, ontworteling, achterstelling en de rol van het internet. ‘Haat is geen eiland meer. De tragedie van het internet is dat elke idioot nu over een microfoon beschikt, en potentieel elke andere idioot in de wereld bereikt’, zo legde een Amerikaanse webspecialist op de BBC uit. Dat verhaal is het proces van ‘de ander’, van het externe gevaar. Maar wat doen we zélf? Wat reiken we schoolkinderen in Vlaanderen – met geld van de belastingbetaler – aan tijdens de lessen levensbeschouwing? Knack bekeek de lessenbundels islamitische godsdienst in het Vlaamse middelbaar onderwijs.

De oogst van de eerste vijf weken van dit schooljaar op een willekeurige school is niet gering. In de eerste, van taalfouten vergeven bundel voor vijfde- en zesdejaars islamitische godsdienst wordt (zonder enige vorm van kritiek) verwezen naar ene Ahmed Deedat (1914‑2005), als ‘voorvechter van de interreligieuze dialoog’. Wikipedia leert dat deze Indiase prediker, die lange tijd actief was in Zuid-Afrika, financieel gesteund werd door de familie Bin Laden, en dat zijn geschriften sinds 1994 verboden zijn in Frankrijk omdat ze aanzetten tot haat en verdeeldheid.

Even verderop in de bundel komt deze multiplechoicevraag: ‘Stel dat je zelf voldoende te eten hebt en wordt aangeklampt door een hongerige verwant. Als je hem niet helpt, ben je A. een goede moslim. B. een moslim met foutjes C. een hypocriet. D. een ongelovige. Het juiste antwoord? D.

Enkele pagina’s verder worden de evolutieleer van Darwin en het scheppingsverhaal tegenover elkaar geplaatst, met als essay-opdracht voor de leerlingen: ‘In welke van de twee geloof jij?’

De eerste- en tweedejaars krijgen in een andere bundel deze merkwaardige passage voorgeschoteld: ‘Een voorbeeld van een Mutashabihat: Indien jullie (ritueel) onrein zijn, of op reis, of indien een van jullie van het toilet komt, of indien jullie vrouwen hebben aangeraakt en jullie geen water vinden, gebruik dan zuivere aarde en wrijf daarmee over jullie gezichten en over jullie handen.’ Op de volgende pagina staat een verhaal over de openbaringen met een wetenschappelijk aandoende tekening met cirkels en pijltjes. Het gaat met de hulp van Gabriel van ‘Lawh al-Mahfuz in de hoogste hemel’ over ‘Bayt al-’izza in de laagste hemel’ tot ‘de Profeet op aarde’.

Homofoob

Onreine vrouwen, hardvochtige ongelovigen, creationisme en merkwaardige hemelen. Verwonderlijk zijn ze niet als je kijkt naar de cijfers die Vlaams Parlementslid Jean-Jacques De Gucht (Open VLD) in februari opvroeg bij onderwijsminister Ben Weyts (N-VA). Daaruit bleek dat amper 40 procent van de leerkrachten levensbeschouwing in het lager onderwijs en 70 procent van hun collega’s in het secundair het vereiste bekwaamheidsbewijs heeft. Onder islamleraren in het lager onderwijs was dat 10 procent.

Wat kunnen schooldirecteuren doen tegen leraren die bedenkelijke leerstof aanbieden? Weinig, zo blijkt. Ze kunnen de leraren zelf niet kiezen, en ook de overheid heeft geen inspraak in de leerplannen of de inspectie. Het zijn de erkende instanties van de anglicaanse, islamitische, Israëlitische, orthodoxe, protestants-evangelische en rooms-katholieke godsdienst en van de niet-confessionele zedenleer die bepalen wat onze kinderen voorgeschoteld krijgen. En door wie. Opvallend daarbij is dat de christenen elk een eigen club hebben, terwijl de moslims in één zak worden gestopt. In delen van de wereld staan soennieten en sjiieten elkaar naar het leven, maar bij ons stippelen ze allemaal samen de leerstof uit voor onze kinderen.

‘In het GO! moet elke leerkracht ons pedagogisch project ondertekenen en zich engageren om dat uit te voeren’, zegt Raymonda Verdyck, gedelegeerd bestuurder van het Gemeenschaps-onderwijs ‘Daarin staan het belang van wetenschappelijk onderzoek centraal, respectvol omgaan met de maatschappelijke verscheidenheid en respect voor mensen- en kinderrechten. In geval van inbreuken kan er in overleg met de inspectie worden opgetreden. Een leraar die aanzette tot homofoob gedrag werd de laan uitgestuurd.’

Het GO! wil meer inzetten op samenwerking. Verdyck: ‘We zijn voorstander van een formule van één plus één, waarbij een uur godsdienst of niet-confessionele zedenleer wordt aangeboden, naast een uur interlevensbeschouwelijke dialoog of actief burgerschap. We praten momenteel met de organisatoren van de levensbeschouwelijke vakken om dat, zoals afgesproken in het regeerakkoord, in het vijfde en zesde middelbaar in te voeren.’

Internetwijsheden

Ook Freddy Mortier, hoogleraar ethiek aan de UGent en voorzitter van deMens.nu (de koepel van Nederlandstalige vrijzinnige verenigingen in Vlaanderen en Brussel), is voorstander van een hervorming. ‘Het probleem is dat veel islamleraren een soort catechese onderrichten’, vindt hij. ‘Ze geven de regels van de godsdienst, vormen “goede” moslims. Daarbij ontbreekt het aan contextualisering en domineert de letterlijkheid.’ Mortier ziet verschillende oorzaken. ‘Om te beginnen zijn moslims ondervertegenwoordigd aan onze universiteiten, de doorstroming in het onderwijs loopt nog altijd mank. Daarnaast werd de islam pas een kleine halve eeuw geleden als officiële godsdienst erkend. Qua ondersteuning en opleiding hebben de civiele overheden hun verantwoordelijkheid sindsdien schromelijk verwaarloosd. In heel Vlaanderen bestaat er maar één masteropleiding, aan de KU Leuven. Ingebed dus binnen een katholieke universiteit. De plannen om aan de UGent een universitaire opleiding te creëren, werden vanuit een gigantisch wantrouwen opgeborgen. Daar lag nochtans een kans om een opleiding uit te bouwen die afgestemd is op de normen en waarden van onze samenleving, en waarbij de nadruk ligt op een filosofische, historische en antropologische benadering van de religie.’

Lazhar Hilmi, docent islam aan de lerarenopleiding van de Arteveldehogeschool in Gent,valt Mortier bij. ‘De eerste generatie islamleraren sprak nauwelijks Nederlands en is nu met pensioen. De tweede generatie groeide hier op, maar mist de hulpmiddelen om een waardevol lessenpakket uit te bouwen. Er zijn geen documentatiecentra, bibliotheken of goed gestoffeerde didactische websites. De moslimleraar moet het zelf maar uitzoeken. Dan loop je het risico dat hij lukraak iets van het internet plukt.’ Dan gaat het weleens mis en komt hij uit bij een kant-en-klare lesinhoud als deze: ‘Waarom zijn er gehandicapten? Waarom verminkt Allah ons? Deze vraag kunnen we op twee manieren beantwoorden: 1- Allah is de Eigenaar van al het gecreëerde. Hij kan op Zijn eigendom bezuinigen zoals Hij wil. Niemand kan zich daarmee bemoeien en zich met Zijn creatie inmengen. 2- Allah neemt soms de voet van een persoon weg; daartegenover geeft Hij in het hiernamaals vele dingen.’

Als docent kan Hilmi het anders aanpakken. Vertelt hij zijn studenten over Muhsin Hendricks, een Zuid-Afrikaanse homoseksuele imam en schrijver, die argumenteert dat als er ‘door een foute interpretatie van de islam geen plaats is voor jou, dan verander je gewoon die lezing en niet je geloof’? Kaart hij de Frans-Marokkaanse filosoof Rachid Benzine aan, die in Le Coran expliqué aux jeunes alle mythes ontkracht, van de verplichte sluier via de steniging en de strijd tegen afvalligen tot de maagden (hoeri’s) die de martelaren opwachten in het paradijs?

Hilmi: ‘Ik geloof bovenal in het meervoudige perspectief. Wanneer ik het over homoseksualiteit heb, leg ik mijn studenten erg uiteenlopende visies voor, wat aangeeft dat er geen “uniek moslimstandpunt” bestaat. Ik beweer in mijn lessen niet dat Rachid Benzine de waarheid in pacht heeft, dat zou nutteloze indoctrinatie zijn. Je moet juist kritische reflectie aanmoedigen en studenten zelf tot nieuwe conclusies laten komen. Voor mij is de leraar een onderhandelaar die verzoening zoekt tussen de deelidentiteiten van elk individu. Ik ben niet louter een moslim, ik ben ook een natuurgids en een liefhebber van klassieke muziek. Het idee van gelaagde identiteit is fundamenteel.’

Zou het niet makkelijker zijn als alle docenten in spe zouden weten dat de Koran niet spreekt over een verplichte hoofddoek en dat het gebruik pas in latere eeuwen werd aangenomen, bij de bekering van orthodoxe christenen en Perzen? Hilmi: ‘Dat gaat te ver. Veel traditionalistische moslims geloven dat het er wel degelijk instaat. Die vrijheid hebben ze. Maar als een studente me zegt dat ze met haar studie wil stoppen omdat ze tijdens de stage geen hoofddoek mag dragen, hou ik haar wel voor dat de hoofddoek nooit een obstakel mag zijn voor persoonlijke ontwikkeling of maatschappelijke bijdrage.’

Hilmi’s visie staat ver af van het discours in de lessenbundels die we inkeken. Toch zijn er in Europa veel moslims die denken zoals hij, zegt hij lachend. ‘Maar het probleem in Vlaanderen is dat de islamitische middenklasse klein is. Er is veel armoede en kansarmoede, en in die milieus is het culturele kapitaal beperkt. Dat bevordert traditionalisme en letterlijkheid. Bovendien zitten veel moslimkinderen in de grote steden vast in hun eigen gemeenschap. Als ik ben wie ik ben, dan is dat omdat ik tijdens mijn jeugd in een Vlaams dorp werd geconfronteerd met mezelf en met de anderen. Daarop heb ik mijn eigen identiteit gebouwd. Openheid en kritische geest zijn niet aangeboren, hè. Je moet ze creëren en stimuleren. Dat lukt het best door kinderen vanaf het prille begin buitenschoolse activiteiten aan te bieden die hen laten kennismaken met natuur, kunst, de wijde wereld. In Scandinavië doen ze dat, bij ons gebeurt het veel te weinig.’

Inspecteurs

Als kennis en goed lesmateriaal ontbreken, hoe zinvol zijn die twee lesuren levensbeschouwing per week dan? En is daar in 2020 nog wel behoefte aan? Maurice Van Stiphout, voorzitter van de Erkende Instanties & Vereniging van de levensbeschouwelijke vakken, twijfelt daar niet aan. ‘Religie is een integraal onderdeel van de samenleving, en de school moet een voorbereiding zijn op een zinvolle participatie als burger. Religie en wetenschap hoeven elkaar niet tegen te spreken. Het is een kwestie van benadering, van feit versus narratief.’

Er valt alvast niet makkelijk te ontsnappen aan dergelijke lessen. Het recht op ‘onderricht in een van de erkende godsdiensten en de niet-confessionele zedenleer’ is opgenomen in artikel 24 van de grondwet. Pogingen om daaraan te morrelen, mislukten in de vorige regeerperiode onder meer door senator Bert Anciaux (SP.A). ‘Ik ben een groot tegenstander van de laïciteit zoals die in Frankrijk en Nederland bestaat’, zegt hij. ‘Scholen moeten juist plaatsen blijven waar bruggen worden geslagen en waar kinderen en jongeren inzicht krijgen in verschillende godsdiensten. Als we de levensbeschouwelijke vakken afschaffen, dan vervalt ook elke controle. Ik weet niet hoeveel goeds we mogen verwachten van lieden die hun leer in een of andere garage prediken. Wel ben ik voorstander van een andere organisatie van die vakken, én van overheidscontrole. Daar is geen grondwetswijziging voor nodig.’

Velen pleiten voor een uitbreiding van de inspectie. Momenteel zijn er welgeteld drie inspecteurs-adviseurs islamitische godsdienst, voor meer dan 1000 moslimleraren. Daar zitten relatief veel nieuwelingen tussen: 30 procent van de islamleraren ging in de voorbije vier jaar aan de slag, om gelijke tred te houden met de steile toename van het aantal leerlingen.

Ahmed Azzouz werkt al veertien jaar als islaminspecteur-adviseur. In een heel schooljaar kan hij maar een paar tientallen leraren inspecteren, omdat hij die taak moet combineren met de zoektocht naar nieuwe leraren en vervangers voor eventuele zieken. ‘Dat is een hele opgave. Er zijn echt meer inspecteurs en werkingsmiddelen nodig.’

Het geringe aantal inspecteurs is op zich niet verwonderlijk. Ook bij de Vlaamse Onderwijsinspectie, die nagaat hoe alle andere leraren in Vlaamse scholen presteren, is de werklast erg hoog. ‘Mijn hele korps bestaat uit 150 mensen. Dat zijn er bijvoorbeeld twee voor enkele duizenden leraren geschiedenis’, vertelt inspecteur-generaal Lieven Viaene. Het kan dus goed zijn dat een leraar in zijn of haar hele carrière nooit een inspecteur over de vloer krijgt. Maar het fundamentele verschil tussen de levensbeschouwelijke vakken en de rest is dat die eerste niet gebonden zijn aan een door de overheid voorgeschreven leerplan of einddoelen. Voor de andere vakken ligt wél vast welke leerstof de leerlingen in welk jaar moeten zien. Bovendien zijn er overal vakgroepsvergaderingen en houden de meeste directeurs toezicht op de vakinhouden. Bij de levensbeschouwelijke vakken gebeurt dat niet. ‘Een actualisering van het inspectiedecreet uit 1993 is wenselijk’, zegt Viaene. ‘Er moet nagedacht worden over de grootte van het korps. En bijkomende bepalingen omtrent overheidstoezicht kunnen een gunstig effect hebben op de bestaande godsdienstinspectie. De vraag is of de Vlaamse overheid daar middelen voor wil vrijmaken.’

Dat lijkt het geval. ‘Ik wil het decreet betreffende de inspectie en de begeleiding van de levensbeschouwelijke vakken herzien’, laat Vlaams minister van Onderwijs Ben Weyts aan Knack weten. ‘We zullen ook inzetten op beter opgeleide islamleerkrachten.’

Maar daarmee is de kous voor Vlaams Parlementslid Jean-Jacques De Gucht niet af. ‘We hebben een neutrale inspectie nodig voor álle levensbeschouwelijke vakken, ook het protestantse en katholieke onderricht. In Vlaanderen zitten 700.000 kinderen op katholieke scholen en weinig mensen maken zich daar zorgen over. Ze beseffen niet dat de godsdienstlessen nu veel conservatiever zijn dan pakweg twintig jaar geleden.’ Dat klopt, bevestigt Jeff Spiessens, docent filosofie aan de AP Hogeschool Antwerpen en leraar katholieke godsdienst op een middelbare school. ‘Door de recente migratiegolven krijgen we veel conservatievere katholieke leerlingen, uit landen zoals Polen. Om hen niet voor het hoofd te stoten, brengen leraren vaak behoudsgezinde leerstof. Bovendien kiezen veel studenten in de bacheloropleiding voor godsdienst als bijkomend vak, “omdat het gemakkelijk is”. Daardoor zijn ze niet genoeg onderlegd om boven het literalisme en de wonderlijke verhalen uit te stijgen. Daarbij komt nog dat het bisdom nu inzet op “levensbeschouwelijke geletterdheid”, op een terugkeer dus naar de nieuwtestamentische verhalen. Zo wordt in de lessen veel meer aandacht besteed aan feestdagen en rituelen dan vroeger. Een kwarteeuw geleden waren de christelijke waarden nog dominant in de samenleving, dus hoefden de godsdienstlessen daar niet zo op te hameren. Nu die grotendeels zijn verdwenen,plooit het katholieke onderricht op zichzelf terug. Het doel is nu bovenal om goede christenen af te leveren.’