Geen enkele Chinese wet market voldoet aan de voorschriften

Knack, Wo. 15 Apr. 2020, Pagina 32

Dat covid-19 ontstond op een Chinese markt waar levende dieren worden verkocht, vinden sommigen een argument om alle ‘wet markets’ wereldwijd te verbieden. Hoe wenselijk is dat?

Driekwart van alle nieuwe besmettelijke ziektes wordt van dieren op mensen overgedragen. Markten waar wilde dieren voor menselijke consumptie worden verkocht, zijn daarvoor de ideale broeihaard’, zo schrijft de internationale dierenwelzijnsorganisatie Humane Society International in een nieuw rapport. ‘Dat deze wereldwijde ramp zich nu voltrekt’, zo staat in het rapport, ‘komt omdat we geen lessen trokken uit de SARS-epidemie, die in 2002‑2003 aan bijna 800 mensen het leven kostte. Wordt andermaal niet afdoende opgetreden, dan is een herhaling van deze ramp zo ongeveer zeker.’

De sluiting van die markten lijkt in China een moeilijke zaak. U kent wellicht de racistische grap dat Chinezen alles op poten eten, behalve een tafel. Toch blijkt uit onderzoek dat een meerderheid van de bevolking voorstander is van een dergelijk verbod en dat ze hun voedingsgewoontes daarvoor niet hoeven bij te stellen. Negen op de tien burgers hebben nooit ofte nimmer de gebraden rug van een civetkat of het lendenstuk van een schubdier op tafel gezet, laat staan dat ze zich tegoed deden aan gesmoorde berenpoot.

De Hongkongse onderzoekster Rebecca W. Y. Wong doet al jaren onderzoek naar de consumptie van exotische diersoorten in China. In haar vorig jaar gepubliceerde boek The Illegal Wildlife Trade in China stelt ze dat de hang naar ‘yewei’ of ‘wilde smaken’ pas in de jaren negentig opgang vond, met het ontstaan van een stedelijke rijke klasse. ‘Om een geslaagde deal te vieren, worden alle zakenpartners uitgenodigd voor een peperduur diner met vlees van bedreigde diersoorten. De gerechtenkeuze heeft niets met smaak te maken, het is een symbolische daad, die het gigantische belang uitdrukt van de zakenrelatie.’

Ik moet terugdenken aan de eerste terugkeer naar huis van mijn toen al vele jaren in België wonende Chinese vriend. Ik – een overtuigde vegetariër – vergezelde hem op die trip en op een avond waren we bij zijn jeugdvriend uitgenodigd. De ene lekkernij na de andere werd geserveerd, maar een kommetje heldere soep waarin een pootje dreef, alarmeerde me. Aan het uiteinde ervan zat een klein, maanvormig nageltje dat me spottend aankeek. ‘Eet gewoon, het is een dure en overheerlijke specialiteit’, probeerde mijn vriend tevergeefs. Aan wie de ledemaat had toebehoord, wilde hij niet zeggen. Toen ik de gastheer uiteindelijk zelf om uitleg vroeg, zei die dat we schildpaddensoep aten, een speciaal gerecht waarmee hij zijn genodigden een lang leven toewenste.

Kweken

Chinese leiders hebben op 24 februari wel degelijk een verbod op de consumptie van exotische dieren uitgesproken. ‘Het probleem’, zo meent professor Peter Li van de universiteit van Houston-Downtown, ‘is dat er uitzonderingscategorieën zijn en dat de handel in en de kweek van wilde dieren voor de bontindustrie en voor de Traditionele Chinese Geneeskunde niet werden verboden. Onderzoek leert nochtans dat veel kwekerijen ook in het wild gevangen dieren verhandelen, die soms uit de buurlanden komen en over grote afstanden worden vervoerd.’

‘En hoe moet het met het toezicht op de naleving van die verordening? Vorig jaar spendeerde Peking 182,5 miljard euro aan binnenlandse veiligheid, terwijl aan de voedingswarencontrole voor 1,4 miljard burgers een luttele 44 miljoen euro werd besteed – dat is dus 4000 keer minder. Vanwaar die gigantische discrepantie? De Chinese Communistische Partij besteedt het leeuwendeel van haar middelen aan dingen die haar bewind en legitimiteit kunnen bedreigen. Aan het de kop indrukken van elke vorm van dissidentie dus, veeleer dan aan problemen met de kwaliteit of de herkomst van voedsel.’

Door de fenomenale impact van covid-19 liggen de kaarten nu wel anders. En toch. ‘Ik voelde me geschokt, beschaamd en boos’, schreef Grace Ge Gabriel, Azië-directeur van het International Fund for Animal Welfare, begin april in een opiniestuk, ‘toen ik vernam dat berengal nu door de Chinese Nationale Gezondheidscommissie wordt gepromoot als een van de zeven medicijnen voor zwaar zieke coronapatiënten.’

Dat de hoogste gezondheidsinstantie midden februari met dit medicijn van beren kwam, is volgens professor Li niet toevallig. ‘Het toont hoe machtig de lobby van kwekers en handelaars in wilde dieren wel is. In de voorbije veertig jaar heeft zij het publieke debat volledig beheerst met drie argumenten: er worden – zoals nu – mensenlevens mee gered, het is goed voor de bescherming van wilde diersoorten en het schept werkgelegenheid voor laagopgeleiden.’

Geen van die argumenten houdt steek. De medische waarde van berengal is volgens experts niet bewezen en het dagelijkse ‘melken’ van duizenden beren is een gruwelijke vorm van dierenmishandeling. De beren zitten in kooien waarin ze zich niet kunnen bewegen, ze zijn veelal ontdaan van klauwen en tanden en hebben permanent bloederige en geïnfecteerde buikwonden.

Ook de conservatie van bedreigde diersoorten is er niet mee geholpen: in de wijde omgeving van de berenboerderijen zijn nagenoeg alle wilde exemplaren verdwenen aangezien massaal op hun jongen wordt gejaagd voor de kweek. Li: ‘Ook het tewerkstellingsargument is onzin. Er zijn in de sector 14 miljoen mensen actief, dat is 1,5 procent van de beroepsbevolking, en velen doen het slechts als nevenactiviteit. Als de overheid in 2006, 2010 en 2013 duizenden zwaar vervuilende fabrieken kon sluiten om het hoofd te bieden aan de luchtpollutie, dan geloof ik niet dat de reconversie van deze werknemers een probleem kan zijn.’

Grace Ge Gabriel vindt ook het schermen met de Traditionele Chinese Geneeskunde leugenachtig. ‘97 procent van alle gebruikte ingrediënten’, zegt ze stellig, ‘zijn van plantaardige oorsprong. En voor de kleine hoeveelheden dierenproducten zijn chemische alternatieven voorhanden.’

Wet markets

Is met het sluiten van de markten voor exotische dieren de kous af? De VN-directeur voor Biodiversiteit, Elizabeth Maruma Mrema, de toonaangevende Amerikaanse viroloog Anthony Fauci en de Australische premier Scot Morrison menen alvast van niet. Zij ijveren ook voor de sluiting van de gewone wet markets, oorden waar alleen palingen, garnalen, eenden of kippen op de dood wachten. Dergelijke verkoopplaatsen vind je in grote delen van Afrika en Azië, in China alleen al zijn het er zo’n 20.000.

‘Die markten zijn met de versoepeling van de quarantaineplicht in China inderdaad heropend’, zegt professor Li. ‘Vind ik dat een probleem? Eigenlijk wel. Het punt is dat de scheidingslijn tussen gewone wet markets en markten voor exotische dieren veelal vaag is. Niet zelden zijn die laatste gewoon een uithoek van de wet market. Bovendien worden de wetten op voedselhygiëne daar ook standaard overschreden. Het is al jaren verboden om dieren te slachten op publieke plaatsen, tenzij dat gebeurt in steriele omstandigheden waar een contaminatie van bloed en feces onmogelijk is. Al wie ooit een Chinese wet market bezocht, weet dat geen enkele aan de voorschriften voldoet.’

Brengen we de Chinese consument daarmee in een lastig parket? Geenszins. Li: ‘De voorbije vijftien jaar is het koopgedrag sterk veranderd. Steeds meer mensen doen alle inkopen in de supermarkt.’