Portret van ‘s lands machtigste man

De Opperste Leider is bovenal een volger

Weinig leiders beschikken over zoveel macht als ayatollah Ali Khamenei: hij benoemt de hoofden van het gerecht, het leger, de Islamitische Revolutionaire Garde, de politie, de tv en de radio en kan eigenhandig de oorlog of vrede verklaren. Bovendien stelt hij persoonlijk de helft van de leden van de Raad van Wachters aan, die op hun beurt kandidaturen voor presidents- en parlementsverkiezingen goed- of afkeuren en hun veto stellen tegen ‘foute’ parlementsbeslissingen.

Bovendien zit deze bebrilde geestelijke aan de kassa. Meer dan elke andere leider kan hij beslissen wat er met de Iraanse petrodollars gebeurt. Khamenei bestiert daarnaast een schimmig net van steenrijke bonyads of liefdadige stichtingen en heeft de beschikking over de inkomsten van de vele religieuze schrijnen in het land, waar devote burgers fortuinen aan schenken.

Khameneis foto hangt dan ook in elk etablissement. Hij staat bigger than life op reclameborden en verschijnt geregeld op de televisie. Voor het gros van de Iraniërs – zestig procent van hen is jonger dan dertig – is hij een vaste waarde. Toen ze nog in de luiers zaten, was de man al president (1981-1989).De afgelopen twintig jaar draagt hij de titel van Opperste Leider. En toch maakte hij bij de burgers tot voor kort weinig gevoelens los. De haat die velen jegens de inhalige gewezen president Ali Akbar Hashemi Rafsanjani (1989-1997) koesteren, werden Khamenei bespaard. Maar evenmin werd hij ooit zo op handen gedragen als ex-president Mohammad Khatami (1997-2005) bij zijn aantreden.

Koorddanser

En kijk naar de westerse berichtgeving over Iran. Na de dood van ayatollah Ruhollah Khomeini (1902-1989) gingen de verhalen eerst over Rafsanjani, dan over Khatami en vervolgens over Ahmadinejad. Maar als er één rode draad is die door al die schijnbaar zo verschillende histories loopt, dan is het die van Khamenei. Zijn denkbeelden hebben het hedendaagse Iran bepaald, zowel binnenlands als op internationaal vlak. Hij weerstond aan Rafsanjani’s wens om tot een modus vivendi te komen met de Amerikanen. Daarna rekende hij af met Khatami’s hoop op een democratisch Iran en vervolgens zag hij zich geregeld genoodzaakt om Ahmadinejad bij te sturen als die andermaal op een confrontatie met het Westen aanstuurde. De Opperste Leider was twintig jaar een koorddanser, zij het dat de conservatieven altijd duidelijk zijn voorkeur wegdroegen. Maar bij de verkiezingen van afgelopen vrijdag koos hij voor het oog van de natie en de wereld ondubbelzinnig kamp.

Khamenei is niet alleen schimmig en oppermachtig, aanvankelijk was hij ook tweede keus. Dat hij het tot Opperste Leider schopte, heeft minder met hem te maken dan met ayatollah Hossein-Ali Montazeri, de gedoodverfde opvolger van Khomeini die maanden voor diens dood in juni 1989 in ongenade viel en die tot op heden onder huisarrest leeft in de heilige stad Qom.

Het zat zo. Nadat linkse partijen samen met het religieuze blok van Khomeini tegen de sjah in opstand waren gekomen, stalen die laatsten de revolutie en keerden ze zich tegen hun gewezen bondgenoten. Duizenden linkse studenten en aanhangers van de marxistisch-religieuze Volksmoedjahedien verdwenen voor onbepaalde tijd achter de tralies. Toen in het najaar van 1988 duidelijk werd dat de onderhand hoogbejaarde Khomeini het niet veel langer meer zou rekken, vroegen zijn naaste medestanders wat er met de duizenden jonge mannen en vrouwen moest gebeuren, die al zo’n jaar of zes, zeven in eenzame opsluiting zaten. Khomeini besloot ze opnieuw te laten ondervragen. Waren ze bereid om op de televisie hun fouten te bekennen, zworen ze trouw aan de revolutie en waren ze bereid om ingezet te worden in de ‘Menselijke Golf’ (een soort van menselijke mijnenvegers, die in de oorlog tegen Irak werden gebruikt, CV)? Op de twee eerste vragen antwoordde nagenoeg iedereen positief maar met de derde lag het anders. Het vooruitzicht te worden uiteengereten door een springtuig lokte niemand. En met die weigering haalden de ondervraagden zich alsnog een doodvonnis op de hals.

In die periode ontving ayatollah Montazeri duizenden brieven van ouders die smeekten om de levens van hun al zo zwaar op de proef gestelde kinderen te sparen. Hij schreef vervolgens de oude leider aan, er hem op wijzend dat zijn actie niet islamitisch was. Had de profeet zelf immers niet gesteld dat we ook onze vijanden humaan moeten behandelen?

Tot inkeer kwam Khomeini evenwel niet, integendeel. Hoe durfde de man die hij persoonlijk tot zijn opvolger had gekozen, zich zo schaamteloos tegen hem te keren? Montazeri’s politieke carrière was voorbij.

Arme familie, briljante student

Nu hij zich had ontdaan van ‘de slang die in de hand beet die hem had gevoed’, wilde Khomeini bovenaal een epigoon vinden aan wie hij de revolutie met een gerust hart kon toevertrouwen. Dat het geen ayatollah was, was bijzaak. Waar het op aankwam was dat hij geen kanttekeningen maakte bij controversiële beslissingen. Khomeini kon kritiek zoals van Montazeri op zijn fatwa tegen schrijver Salman Rushdie (februari 1989) missen als kiespijn.

Op zijn sterfbed liet de vader van de revolutie de grondwet aanpassen. De functievereisten voor Opperste Leider werden bijgespijkerd: de hoogste sji’itische graad behalen hoefde niet langer, “een grote ervaring hebben met islamitische jurisprudentie” volstond.

Daarmee kon Khamenei naar voren worden gehaald. Deze jongen uit een arme familie van etnisch Azerische geestelijken had zich aan het begin van de jaren zestig op het religieus seminarie van Qom een onwaarschijnlijk goede student van Khomeini getoond. En als hij de opleiding niet helemaal heeft kunnen afmaken, dan was dat niet zijn eigen schuld. Het was de zorg om een zieke vader die de al even devote als vurig prekende jongeman noopte om naar huis terug te keren.

Khomeini en Khamenei hadden het in Qom vaak over Navab Safavi gehad, een geestelijke die immer virulent van leer trok tegen de sjah en tegen de westerse imperialistische machten, die Iran al een eeuw aan het uitzuigen waren. De enige oplossing daarvoor was een terugkeer naar het Huis van de Islam, zo argumenteerde hij, en om daarin te slagen waren alle middelen toegelaten. Safavi bleek overigens persoonlijk betrokken bij de moorden op verschillende seculiere intellectuelen en overheidsambtenaren en hij werd in 1955 door het regime geëxectueerd.

Khamenei bewonderde deze revolutionair mateloos en stelde ook in latere jaren herhaaldelijk dat hij het was die hem “de arena van de jihad heeft binnengeleid” toen hij nog maar een jongen was.

Khomeini had wel meer uitmuntende, toegewijde studenten. Maar toen de zo gehate sjah genoeg kreeg van zijn rabiate antiregeringstoespraken en Khomeini in 1964 dwong om in buitenlandse ballingschap te gaan, waren er niet veel die bereid waren om offers te brengen zoals Khamenei. Hoewel hij goed wist welke risicio’s daaraan waren verbonden, verspreidde de jonge geestelijke onvermoeibaar de boodschap van zijn toen nog in de rest van het land nagenoeg onbekende meester. Hij werkte daarvoor samen met gelijkgezinden als Rafsanjani en ayatollah Yazdi, die later evengoed sleutelposities zouden bekleden binnen de republiek.

Lamme rechterarm

De repercussies lieten evenwel niet op zich wachten. Net als zijn medestanders werd Khamenei in de jaren zestig en zeventig herhaaldelijk gearresteerd. Hij bracht jaren in eenzame opsluiting door en werd uiteindelijk verbannen naar Sistan-Baluchistan, aan de grens met Pakistan en Afghanistan.

Oude bekenden zeggen dat de repressie Khamenei voorgoed heeft veranderd. Ze vervulde hem met haat jegens Israël en de VS. De Savak, de geheime politie van de sjah, die hem aan menige foltering onderwierp, werd immers opgeleid door de CIA en de Mossad.

Op 1 februari 1979, kort nadat het bewind van de sjah onder druk van aanhoudende volksprotesten was omvergeworpen en Reza Pahlavi zelf naar het buitenland was gevlucht, keert Khomeini uit ballingschap terug. Hij roept zijn oude, trouwe luitenanten bij zich en benoemt Khamenei eerst tot Defensieminister en dan tot hoofd van de Islamitische Revolutionaire Garde. Zijn groot oratorisch talent zorgt ervoor dat hij ook de erg invloedrijke functie van leider van het Vrijdagsgebed in Teheran in de wacht sleept.

Maar er wachten hem grotere opdrachten. En grotere gevaren. In juni 1981 ontsnapt Khamenei ter nauwernood aan een aanslag op zijn leven. Leden van de Volksmoedjahedien hadden in een van de taperecorders die voor zijn persconferentie voor hem waren uitgestald, een bom geplant. Khamenei houdt er een lamme rechterarm aan over, die hem volgens bekenden tot op heden veel pijn bezorgt. Sommigen geloven dat hij daarom geregeld opium rookt terwijl anderen menen dat de medische complicaties hem later menige depressie bezorgden.

Op 30 augustus 1981 boeken de Volksmoedjahedin een nog groter succes: met een bomkoffer vermoorden ze de pas aangestelde president Mohammad Ali-Rajaj. De dan 42-jarige Khamenei wordt gevraagd zich kandidaat te stellen voor de vrijgekomen post, een eer waarvoor hij aanvankelijk bedankt. Hij zegt niet over voldoende energie te beschikken om een zo belangrijk ambt te vervullen. Dat het precies daarom is dat hij wordt voorgedragen, zouden zijn medestanders daarop hebben geantwoord.

Wat er ook van zij, uiteindelijk maakt Khamenei twee ambtstermijnen vol als president, tot hij in 1989 wordt benoemd tot Opperste Leider.

Net voor dat officieel gebeurt, heeft de zoon van Khomeini nog goed nieuws voor hem. Dat zijn vader gewild heeft dat hij in zijn voetsporen zou treden, zegt hij, en dat hij hem daarom nu ook tot ayatollah benoemt.

‘Ik heb veel tekortkomingen’

Makkelijk wordt dat ambt voor Khamenei niet. Hij mag zijn onwaarschijnlijk grote macht dan wel van de vader van de revolutie zelf hebben geërfd, onder de geestelijke elite van Qom is hij niet echt geliefd, vooral niet nu hij de hoogste sji’itische titel zomaar cadeau heeft gekregen. Bovendien beseft Khamenei dat zijn populariteit in de verste verten niet kan tippen aan die van zijn voorganger en dat hij evenmin beschikt over een persoonlijke machtsbasis. “Ik ben een individu met veel tekortkomingen”, zegt hij in zijn eerste toespraak als Opperste Leider van het land deemoedig. “Echt, ik ben een onbelangrijke seminarist. Talloze malen heb ik tot de Almachtige gebeden dat hij mij tot Zich zou nemen, nog voor hij dat met de Imam (Khomeini, CV) deed. Maar een verantwoordelijkheid is nu op mijn schouders gelegd. Ik zal al mijn mogelijkheden en mijn hele geloof in de Almachtige aanwenden om die taak te volbrengen.”

Behoedzaam begint Khamenei dan zijn positie te versterken. Hij stelt de politieke en religieuze elites gerust: hij wil het status-quo niet doorbreken en bouwt ondertussen een onafhankelijke machtsbasis uit, alsook een persoonlijk netwerk van mensen die zijn ‘ogen en oren’ zullen worden. Deze zogenaamde geestelijke commissarissen, die alleen hem trouw zweren, zijn twintig jaar na zijn aantreden al met verschillende duizenden. Ze bekleden in het hele land sleutelposities in het leger, de ambtenarij en de clerus. Sterker nog, volgens waarnemers zijn ze machtiger dan enige overheidsfunctionaris en kunnen ze in elke staatszaak tussenbeide komen.

Tot op heden laat Khamenei zich graag afschilderen als een goedige grootvaderfiguur, als een onbaatzuchtige man die ver boven het politieke en maatschappelijke gekrakeel verheven is en die het land bovenal in een deugzame richting wil stuwen. Hij moet de geesteskinderen van Khomeini, het islamitische systeem en de revolutie, bewaken en erop toezien dat de daadwerkelijke bestuurders van het land in de lijn van de islamitische principes handelen.

“In werkelijkheid”, zo schrijft Karim Sadjapour in een recent onderzoek van de Carnegie Endowment for Peace, “is Khamenei evenwel erg gevoelig voor kritiek. Elke vorm van gespot met de leider wordt met gevangenisstraf bekocht en zelfs zijn eigen verwanten komen niet ongestraft weg met kritiek.”

Zo werd zijn jongere broer, de hervormingsgezinde geestelijke Hadi Khamenei, die als adviseur voor ex-president Khatami werkte, in februari 1999 door de Basiji-militie verrot geslagen. Nadat hij tijdens een sermoen vraagtekens had gezet bij de al te grote macht van de Opperste Leider, belandde hij met een schedelbreuk in het ziekenhuis.

Khameneis grote partijdigheid bleek ook al herhaaldelijk bij de verkiezingen. Luttele uren na het sluiten van de stembureaus afgelopen vrijdag, feliciteerde hij president Ahmadinejad met zijn overwinning. En gisteren liet hij er tijdens zijn langverwachte vrijdagspreek geen twijfel over bestaan: er is niet gesjoemeld met de uitslag en die valt bijgevolg ook niet aan te vechten.

Ook bij de vorige verkiezingen, in 2005, liet Khamenei zijn voorkeur blijken voor Ahmadinejad, die de islamitische godsvrucht en de economische rechtvaardigheid belichaamt die hij in een president zoekt. Luttele weken voor de stembusgang riep hij het volk op “te kiezen voor een man die deze idealen in de praktijk kan brengen”. Korte tijd later liet hij zich ontvallen dat “onze meest getalenteerde studenten altijd aan onze technische colleges hebben gestudeerd”. Hij wist heel goed dat Ahmadinejad de enige van de acht kandidaten was met een dergelijke achtergrond.

Ook na zijn verkiezing liet Khamenei zich lovender over Ahmadinejad uit dan hij ooit over Khatami of Rafsanjani had gedaan. “Heden ten dage”, zei hij, “hebben de burgers minder klachten over de overheidsinstanties dan vroeger. Niet alle problemen zijn opgelost maar ze stellen vast dat het overal de goede kant opgaat.”

Twee decennia na zijn aantreden is Khamenei nog steeds de epigoon van Khomeini. Hij zweert bij diens basiswaarden van gerechtigheid, onafhankelijkheid, zelfvoorzienigheid en islamitische godsvrucht en tornt niet aan de drie steunpilaren van de Revolutie: het verplicht dragen van een hoofddoek voor vrouwen en de oppositie tegen de VS en tegen Israël.

Een rechtvaardig Iran is volgens Khamenei een Iran waarin op socio-economisch vlak slechts een minimaal klasseverschil bestaat. Economische ontwikkeling en sociale rechtvaardigheid worden vooral gezien in termen van gigantische staatssubsidies voor basisgoederen zoals bakolie, brood of benzine.

‘Iran is de USSR niet’

Toch wil hij niet dat zijn beleid wordt vergeleken met dat van socialistische regimes. “Islam is niet hetzelfde als marxisme”, schrijft hij. “In de Sovjet-Unie, die 300 miljoen inwoners telde, geloofden alleen de tien tot vijftien miljoen partijleden in het marxisme. Bovendien deden ze dat meer uit eigenbelang dan uit ideologische overtuiging. De islam is daarentegen het geloof van het volk. Het is voor islam dat mensen hun geliefde kinderen naar het oorlogsfront stuurden en toen ze het martelaarschap bereikten, rouwden ze niet maar prezen juist de Almachtige.”

Khamenei gelooft dat religie het best kan worden gepromoot door het met gerechtigheid te verbinden.Het is ook die waarde die in internationale relaties wordt ingeroepen. “Ons verzet tegen de VS en Israël is door gerechtigheid gedreven”, zo stelde hij in 2002, “zelfs al betalen we daar een hoge politieke of economische prijs voor in termen van sancties en isolatie. Iran verkiest de nederlaag boven een overwinning die verworven is door onrechtvaardigheid of onderdrukking.”