Ook Oeganda is het centrum van de wereld

De Standaard/De Standaard der Letteren, Vr. 15 Mei 2020, Pagina 10

Tien jaar schreef de Ugandese Jennifer Nansubuga Makumbi in Groot-Brittannië aan haar debuutroman Kintu. Het boek werd aanvankelijk geweigerd door de meeste uitgeverijen, wegens ‘te Afrikaans’, maar kaapte later een grote internationale prijs weg.

Bwaise, ‘de aars van Kampala’, januari 2004. Sinds Kamu de trotse eigenaar is van een glanzend stereoset van het merk Sonny (een nep-Sony, gemaakt in Taiwan), schalt de muziek door de buurt. De Sonny wordt Kamu al gauw noodlottig. Afgunstige buren betichten hem van diefstal en als de raadsleden hem voor ondervraging oppakken, wordt hij op de markt gelyncht. De volgende ochtend is zijn vriendin verdwenen en het huis leeg. ‘Ze stelde zichzelf een paar vragen. Heb je een kind van hem? Nee. Heeft hij je voorgesteld aan zijn familie? Nee. En als jij was gestorven, zou Kamu je dan tussen de lakens van de aarde schuiven en wegwandelen? Ja.’

De gruwelijke moord in de onwaarschijnlijke proloog van Jennifer Nansubuga Makumbi’s debuut staat niet op zich. Kintu is één lang snoer van geweld, waanzin en onrecht. ‘Mensen vallen dood neer, mensen vermoorden elkaar, mensen lijden honger. Je blijft er niet bij stilstaan, je leeft gewoon verder. Maar dan maak je kennis met die andere wereld en ga je erover nadenken.’

Vloek

Die ‘andere wereld’ is er een van rituelen, geesten en tempels die gebouwd moeten worden om de toekomst te vrijwaren. Om die te begrijpen wordt de lezer meegenomen naar de orale clanverhalen. Die vangen in 1750 aan, in het prekoloniale koninkrijk Buganda, bij provinciegouverneur en stamvader Kintu Kidda. Tijdens een lange reis veroorzaakt deze zachtmoedige man de dood van zijn adoptiezoon Kalema en hij heeft nadien het hart niet om dat aan zijn dorpsgenoten te vertellen. De biologische vader van de jongen voelt dat het mis is gegaan en spreekt een vloek uit over Kintu en zijn nageslacht.

Makumbi ontvouwt in de volgende vijf delen van haar lijvige roman de tragische lotgevallen van de afstammelingen van Kintu en brengt ze samen in een afsluitende reünie. Het gaat van uit de goot gekropen jonge vrouwen over atheïstische ex-universiteitsprofessoren die al hun kinderen aan aids zagen sterven tot traditionele boeren en rabiate christenen die dag aan dag zieltjes proberen te werven. Zo schetst ze een gelaagd beeld van het postkoloniale Oeganda, met rake bespiegelingen over burgers die zich afvragen ‘of het aan de ambtswoning ligt dat iedere president verandert in een zwijn’. Ze komen allemaal voorbij: Milton Obote, Idi Amin en Yoweri Museveni, ‘een man als een kale plek op je hoofd. Als-ie er eenmaal is, eist-ie steeds meer ruimte op’.

In interviews zegt Makumbi dat ze de inspiratie voor Kintu vond in haar eigen jeugd en in de mentale problemen van haar vader, die door het Amin-regime werd gemarteld. Het verhaal kwam er ook door haar verhuizing naar Groot-Brittannië in 2001, na een korte carrière als lerares Engels in Kampala. Van een afstand ziet een mens beter. Bovendien was ze gechoqueerd door het Britse perspectief op haar geboorteland. ‘In Europa ben ik resoluut Afrikaans geworden.’

Taboes

In dit magistrale epos vallen twee dingen op: er is geen spoor van kolonisatie of migratie en het wemelt van woorden in het Buganda die niet verklaard worden. Maar ze storen niet en doen evenmin af aan de vaart van het verhaal. De Britse uitgeverijen waar Makumbi haar manuscript aanbood, vreesden nochtans van wel. Ze wezen haar verhaal af als ‘te Afrikaans’.

Uiteindelijk vond de schrijfster in Kenya een uitgever en begin 2018 lag haar boek ook in de Britse boekhandels. In maart van dat jaar veranderde haar leven. Ze won de Windham Campbell Prize van de universiteit van Yale, waaraan een bedrag van 165.000 dollar is verbonden. Alleen de Nobelprijs levert meer op.

Makumbi zegt dat ze Kintu bovenal schreef voor een Ugandees lezerspubliek, dat zich in haar vocabularium meteen thuis moet voelen. Aldus hoopt ze invloed te hebben op de al te enge ethische debatten in haar geboorteland. Of het nu gaat over homoseksualiteit dan wel over atheïsme, elke ‘andere’ visie of levenswijze wordt in Oeganda als louter koloniaal euvel verguisd en bestreden.

De taboes worden in Kintu nochtans niet frontaal aangepakt. Zo is de enige verwijzing naar de extreem homofobe wet die in 2014 onder druk van fundamentalistische christenen werd ingevoerd, een verhaal over een achttiende-eeuwse tijdgenoot van clanoudste Kintu Kidda. Die liet zich onder de traditionele Bugandezen juist als buitengewoon viriel gelden door behalve met vrouwen ook met mannen te slapen.

Dat Uganda in deze roman het centrum van de wereld lijkt, is ook een politiek statement waarmee het eurocentrische perspectief van menige roman over Afrika wordt gehekeld. Makumbi toont zich de erfgename van de twintigste-eeuwse Afrikaanse schrijvers en vooral van Chinua Achebe, de Nigeriaan die met Things fall apart in 1958 de eerste Engelstalige Afrikaanse roman schreef.

Verzette Achebe zich meer dan een halve eeuw geleden tegen Conrads Heart of darkness als kroniek van Afrikaanse cultuurloosheid, dan geeft Makumbi haar volk nu een bezwerend, eigen verhaal. Ze tast daarin de grenzen van heden en verleden, droom en realiteit af, maar houdt zich ver van bombast of etnisch chauvinisme. Dat maakt van Kintu een ongemeen boeiende mentale reis, ook voor de westerse lezer.

Jennifer Nansubuga Makumbi Kintu. Vertaald door Josephine Ruitenberg, Cossee, 410 blz., 24,99 € (e-boek 9,99 €). Oorspronkelijke titel: ‘Kintu’.