De Standaard*, Vr. 02 Aug. 2019, Pagina 30
De fotogenieke skyline van Hongkong doet het niet vermoeden, maar er is een grote armoedekloof, schrijft Catherine Vuylsteke. De betogers laten zich niet afschrikken door Peking omdat ze weinig te verliezen hebben.
De Hongkongse crisis escaleert: terwijl Peking schermt met een mogelijk militair ingrijpen en beweringen rondstrooit over ‘buitenlandse infiltratie’, maken de ambtenaren van de stadstaat zich op om vandaag, tegen de wil van hun superieuren, op straat te komen. Dit weekend zijn opnieuw protesten gepland. Dat 41 burgers (onder wie een 16-jarig meisje, een verpleegster en een piloot van de Hongkongse luchtvaartmaatschappij Cathy Pacific) een jarenlange celstraf boven het hoofd hangt wegens ‘deelname aan rellen’, schrikt de betogers niet af.
Voor die verbetenheid zijn meerdere verklaringen. De simpelste is dat de regering van chief executive Carrie Lam fenomenaal klungelt. Of het nu gaat om de uitwijzingswet waarmee het allemaal begon, dan wel om de mysterieuze boeven in witte T-shirts die burgers toetakelden (DS 23 juli), de overheidsreactie is steeds too little, too late. En van een dialoog met de demonstranten is geen sprake: Lam kwam voorlopig niet verder dan een lunch met ‘vooraanstaande zakenlui’, die achteraf anoniem in de media vertelden dat ze geen concrete voorstellen deed.
Torenhoge huurprijzen
Wie Hongkong als toerist of zakenman bezoekt, is doorgaans gecharmeerd door de bruisende atmosfeer, de fotogenieke skyline en de weergaloze keuken. Nochtans is de sociaal-economische realiteit van de 7 miljoen Hongkongers behoorlijk ontnuchterend. De in 1997 aan China teruggegeven Britse kroonkolonie is in termen van bbp per koopkrachtpariteit bijna zo rijk als Zwitserland en ze telt 117.000 miljonairs. De vijf rijkste ondernemers inden in 2016 en 2017 maar liefst 2,73 miljard euro aan dividenden en betaalden daar geen cent belasting op.
Toch leeft een derde van de 65-plussers (goed voor een zesde van de bevolking) en een kwart van alle jongeren onder de armoedegrens. New York daargelaten is de welvaartskloof nergens ter wereld zo groot als in Hongkong. De tien procent rijkste burgers verdienen 44 keer meer dan de tien procent armsten. Of om het in cijfers te zeggen: de enen rapen maandelijks gemiddeld omgerekend 12.890 euro op, de anderen moeten het met 293 euro doen. Het minimumloon bedraagt 3,95 euro per uur, de belastingen zijn laag, een algemeen pensioenstelsel is er niet en ook de andere componenten van de sociale zekerheid zijn zwak.
En kijk naar de huurprijzen. Terwijl de modale maandlonen van mannen en vrouwen respectievelijk 2.190 en 1.685 euro bedragen, kost een flat met één slaapkamer in een goede buurt net geen 1.900 euro. Of zoals een columnist het in de South China Morning Post stelde: ‘een Hongkongse schoenendoos in de lucht is duurder dan een kasteel in de rest van de wereld’.
Is dat alles een erfenis van de Britse kolonisatie, die door China’s ‘socialistische’ leiders gaandeweg wordt gecorrigeerd, zodat de Hongkongse jeugd uiteindelijk een betere toekomst wacht? Integendeel. Doordat veel Chinese burgers en bedrijven in het voorbije decennium panden kochten of lieten bouwen in Hongkong, stegen de huurprijzen met meer dan 200 procent. De lonen volgden niet. De modale Hongkonger zag zijn koopkracht bijgevolg dalen en ook de sociale mobiliteit kromp. In de voorbije vijftien jaar liep het aantal studenten uit de lage middenklasse in het hoger onderwijs fors achteruit.
Zo is in Hongkong een jonge generatie opgegroeid die beseft dat een goed leven en een eigen woning er niet in zitten en die de verklaring daarvoor zoekt in het democratische deficit. Als het land wordt bestuurd door rijke zakenmagnaten die geen last hebben van vervelende kiezers die hen
op hun prestaties afrekenen, dan staan de belangen van verpauperde bejaarden en wanhopige twintigers nu eenmaal niet op de agenda. Af en toe krijgen zij kruimels toegeworpen, vrijblijvende gunsten van zogenaamd welwillende, verlichte geesten die weten wat goed is voor iedereen.
Gebroken beloftes
Daarover gaat ‘Democracy now’, de slogan die op alle protesten wordt gescandeerd: de Hongkongse burger claimt het recht om mee de eigen toekomst te bepalen. De almaar uitdijende schaduw van het Chinese autoritarisme – geconcretiseerd in de uitwijzingswet, de kidnapping van Hongkongse boekhandelaren, de verjaardag van Tiananmen, de uitblijvende politieke hervormingen en de krimpende maatschappelijke vrijheid – maakt die drang alleen maar urgenter.
Bovendien zou het van kortzichtigheid getuigen om te denken dat de Hongkongse zucht naar democratisering een nieuw fenomeen is en dat de Britten geen schuld treft voor wat zich dezer dagen afspeelt.
De dekolonisatiegedachten die in de hele wereld aan kracht wonnen na WO II, leefden ook in Hongkong. In 1946 was de toenmalige Britse gouverneur van Hongkong, Mark Young, zelfs van plan om medezeggenschap te geven via directe verkiezingen. Alleen werd de man ziek en had zijn opvolger, Alexander Grantham, er een jaar later al geen oren meer naar. Ook in de jaren vijftig en zestig bleef de maatschappelijke druk voor democratisering bestaan, maar door de Koude Oorlog kwam daar niets van in huis. De laatste gouverneur, Chris Patten, probeerde op de valreep nog democratische hervormingen door te duwen, maar tegen dan was de Britse kans verkeken. Hongkong ging gewoon van de ene kolonisator naar de andere over.
Sindsdien is het een verhaal van gebroken politieke beloftes. Altijd weer wordt de datum voor rechtstreekse verkiezingen van de chief executive en het parlement opgeschoven, om nu zelfs algeheel te zijn opgeborgen. Zou de verbetenheid van de demonstranten dan nog kunnen verwonderen?