Nobelprijs voor een lege stoel

De ongeziene golf van arrestaties van politieke dissidenten en activisten in China in de voorbije dagen geeft aan hoeveel belang Peking hecht aan de Nobelprijs. ‘Sinds de jaren tachtig is er een waar Nobelcomplex’, aldus professor Julia Lovell.

Zo’n duizend genodigden waren gisteren present in Oslo voor de lauwering van de Chinese dissident Liu Xiaobo. Niet alleen kon hijzelf niet aanwezig zijn omdat hij een elfjarige straf uitzit in het noordoosten van China, ook de Chinese tv-kijkers kregen de ceremonie niet te zien: buitenlandse zenders werden geblokkeerd.

Het Nobelcomité riep tijdens de ceremonie op tot zijn onmiddellijke vrijlating, terwijl het effect van zijn bekroning voorlopig veeleer omgekeerd is. In de voorbije dagen werden volgens de VN minstens 20 van zijn vrienden en medeondertekenaars van het Charter 08 (dat hem in de cel deed belanden) gearresteerd. Zo’n 120 anderen kregen huisarrest of mochten niet met reporters praten. Human Rights Watch sprak bij monde van China-expert Nicholas Bequelin over “een ongeziene golf van aanhoudingen”.

Echtgenote Liu Xia wordt thuis in Peking incommunicado gehouden en van de lijst van 140 mensen die ze kort na de bekendmaking van de prijs begin oktober opriep om naar Oslo te gaan, was haast niemand daartoe in staat.

Concreet waren twee van Liu’s Chinese vrienden aanwezig: de dissidente intellectuele Dai Qing, die momenteel een lezingenreeks afwerkt in Canada, en Wan Yanhai, de in mei naar de VS gevluchte directeur van de aidspreventie-ngo Aizhi Foundation.

Eerder deze week bleek dat achttien naties onder Chinese druk hun kat zouden sturen maar gisteren was het aantal boycotters teruggebracht tot zeventien. Nadat de Servische premier Mirko Cvetkovic donderdag in Brussel een bolwassing had gekregen, zond het land toch een afgevaardigde, met name ombudsman Sasa Jankovic. Als het land EU-toetredingsaspiraties koestert, zo heette het in Brussel, dan moet het inzake mensenrechten op dezelfde golflengte zitten als de overige EU-lidstaten en niet toegeven aan Chinese druk.

Jankovic was een van de 1.000 genodigden die luisterde naar actrice Liv Ullman, die stukjes voorlas uit Liu’s laatste publieke tekst, zijn verdediging op zijn proces eind 2009. “Ik ben er ten zeerste van overtuigd”, schreef hij toen, “dat China politieke vooruitgang zal blijven boeken. (…) Geen enkele kracht kan het menselijk streven naar vrijheid beknotten en uiteindelijk zal China een rechtsstaat worden.”

Peking reageerde niet alleen met een arrestatiegolf op de lauwering van Liu, tevens brachten tal van kranten virulente aanvallen op het Nobelcomité, doorgaans van de hand van ‘buitenlandse experts’.

Zo citeert de partijspreekbuis Volksdagblad de Noorse columniste Hege Ulstein als zou “het Comité niet aan zijn eerste dwaling toe zijn. Hoewel het Comité er in 1998 al van werd op de hoogte gebracht dat Grameenbankstichter Mohammad Yunus met centen sjoemelde, kreeg de man in 2006 toch nog de Nobelprijs voor de Vrede.

Ook werd een poging ondernomen om de aandacht af te leiden van de Nobelprijs. Donderdag werd in Peking de alternatieve ‘Confucius Vredesprijs’ uitgereikt. Een succes werd het evenwel niet: de winnaar, de ex-Taiwanese premier Lien Chan (1993-’97), daagde niet op en reageerde evenmin op de lauwering. De 15.000 dollar belopende prijs werd in ontvangst genomen door een onbekend meisje.

Al deze repressie- en propagandamanoeuvres geven aan hoe zwaar China tilt aan de Nobelprijs voor Liu, hoewel die een persoonlijke erkenning inhoudt en geen oordeel over een land.

‘Nobelprijscomplex’

In China heerst al decennia wat de Britse professor en vertaalster van Chinese literatuur Julia Lovell een ‘Nobelprijscomplex’ noemt. Tot dusver hebben slechts zeven etnische Chinezen deze prijs in de wacht gesleept (vier keer voor fysica, telkens één keer voor chemie, literatuur en vrede) maar op de gevangen Liu na woont geen enkele van deze mannen in China. De wetenschappers zijn stuk voor stuk aan VS-universiteiten verbonden. Literatuurlaureaat Gao Xingjian is een in Frankrijk wonende dissidente theaterschrijver, die in de Chinese boeken over de Nobelprijs literatuur zelfs wordt doodgezwegen.

Al van in de jaren tachtig woedt een fel debat over de vraag hoe het kan dat ‘s werelds volkrijkste natie zo weinig Nobellaureaten voortbrengt. In The politics of cultural capital (2006) schrijft Lovell dat Nobelprijzen voor Peking in dezelfde categorie thuishoren als Olympische Spelen of WHO-lidmaatschap. Het betreft een “verlangen naar internationale erkenning dat zich vooral vanaf de jaren negentig heeft gemanifesteerd in de bijna pathologische zucht naar internationale prijzen”.