Vijf dagen na de ‘verdwijning’ van China’s beroemdste levende burger, de kunstenaar Ai Weiwei (54), laat de overheid weten dat er ‘een onderzoek loopt naar zijn economische misdaden’. Ai, die momenteel tien ton handgeschilderde meloenpitten exposeert in de Londense Tate Modern, leek lang ongenaakbaar. ‘Ik vrees toch dat dit onomkeerbaar is’, zegt zijn goede vriend, de Belgische kunstkenner en zakenman Frank Uytterhaegen.
China’s meest recht-voor-de-raapse kunstenaar, Ai Weiwei, dacht zondag naar Hongkong en Taiwan af te reizen maar de overheid stak daar een stokje voor. Vijf dagen later heeft zijn vrouw nog steeds geen idee van zijn verblijfplaats, laat staan dat ze hem de medicijnen kon brengen die hij dagelijks moet innemen. Ze hoorde alleen dat zijn ‘economische misdaden’ worden onderzocht. Zo gaat dat de jongste jaren wel vaker als Peking politieke opposanten wil aanpakken.
Ai was al jaren een luis in de pels van China’s leiders, maar hij leek met het onmogelijke weg te kunnen komen. Als zoon van een van de bekendste Chinese dichters en als nationale kunstpaus had hij een ongekende uitstraling. Hij exposeerde en cureerde tentoonstellingen in de hele wereld, van de Venetiaanse Biënnale (1999) over de Kasselse Documenta (2007) tot Bozar (2009) en de Londense Tate Modern. In dat opzicht gebruikte Peking hem als bewijs van een gemoderniseerd, pluralistisch en tolerant China. Zelf had hij daar weinig illusies over. Tot aan zijn verdwijning gaf de man gemiddeld vijf interviews per dag en daarin herhaalde hij dat China “veel was veranderd maar niet op fundamentele terreinen als vrijheid en democratie”.
Momenteel mag hij als kunstenaar bekend zijn, aanvankelijk gold Ai bovenal als rebel. Na een kort intermezzo aan de Pekingse filmschool en enige New Yorkse jaren keerde hij in 1993 naar het sterfbed van zijn vader in China terug. Hij stichtte in Peking verschillende avant-gardecollectieven en hield spraakmakende performances. De ene keer liet hij een 2.000 jaar oude vaas stukvallen, bij een andere stunt werden antieke artefacten overschilderd met het label van Coca-Cola. Zijn internationale doorbraak kwam er in 2000 met de tentoonstelling Fuck Off, die hij ter gelegenheid van de eerste Shanghaise Biënnale cureerde. Die expo bevatte erg extreme werken, waaronder een filmpje waarin mensen gebrandmerkt worden als varkens en een video over een artiest die een ongeboren foetus oppeuzelt als betrof het een gebakken kip.
Vogelneststadion
In de aanloop naar de Olympische Spelen van 2008 werkte Ai samen met het architectenbureau Herzog & de Meuron aan het bekende Vogelneststadion. Geruime tijd voor de aanvang ervan distantieerde hij zich en haalde andere beroemde medewerkers filmmakers Zhang Yimou en Steven Spielberg bijvoorbeeld door de mangel. “Officieel was het de bedoeling om China’s openheid te vieren, maar het kwam neer op zelfbejubeling van het regime. Daar wil ik geen deel van uitmaken”, zei hij.
Ai had het nochtans kunnen weten. Dat in een autoritair systeem als het Chinese alles politiek is, ondervond hij als kind al, toen zijn eerst zo gevierde vader Ai Qing in ongenade viel en in een uithoek van het land toiletten mocht schoonmaken. Hoewel Deng Xiaoping hem in 1979 eerherstel verleende, beweren goede vrienden van Ai dat hij zijn vaders lijden nooit vergaf en dat het hem achterliet met een enorme gevoeligheid voor onrecht. Aan dat laatste ontbreekt het in het zich transformerende, gepolariseerde China niet, wat wellicht verklaart waarom Ais recente oeuvre zich laat lezen als een bloemlezing van reacties op sociaaleconomische en politieke wantoestanden, waarbij niet zelden wordt ingezoomd op het repressieapparaat. In januari 2009 zei Ai dat hij zich voortaan alleen nog met politiek zou inlaten, maar eigenlijk begon het enige maanden eerder, bij de aardbeving in Sichuan in mei 2008. Meer dan 70.000 mensen vonden toen de dood omdat hun slecht geconstrueerde gebouwen instortten. De overheid weigerde de namen bekend te maken van de slachtoffers, waaronder ook duizenden kinderen. Ai was dermate verontwaardigd dat hijzelf een project financierde waarin vrijwilligers met camera’s in Sichuan gingen filmen en slachtofferlijsten opstelden. De vorderingen van het werk werden bijgehouden op zijn veelgelezen blog, die later door de censoren werd verwijderd.
Hersenoperatie
Ai schakelde prompt over op Twitter en begon foto’s en geluidsopnames naar internet te sturen van zijn obsessief geregistreerde eigen leven. Aldus legde hij het incident vast waarbij de politie hem in zijn hotelkamer in elkaar timmert, uren voor hij het proces zou bijwonen van een andere activist. Hij stuurt foto’s van het herstel in een Duitse ziekenhuiskamer na een hersenoperatie ten gevolge van die klappen. Ai wapent zich met technologie tegen de staat: als de overheid camera’s installeert rond zijn huis, weten de Twittervolgelingen dat daags nadien.
Ook houdt hij in januari 2009 een onlineveiling van zakken Sanlu-melkpoeder, verwijzend naar de met melamine vergiftigde melk die in de herfst van 2008 aan zes kinderen het leven kostte en honderdduizenden andere zuigelingen ziek maakte. In januari van dit jaar draaide hij een filmpje over de afbraak van zijn gloednieuwe studio in Shanghai. “Een van mijn krachtigste werken”, zo klonk het achteraf.
Toen Liu Xiaobo in december de uitreiking van de Nobelprijs in Oslo niet kon bijwonen, bood Ai aan om te gaan. Hij mocht het land evenwel niet uit en meldde dat prompt aan de wereld. Een van zijn laatste stunts dateert van 11 februari, de dag waarop de Egyptische dictator Moebarak van de macht werd verdreven. Toen twitterde Ai dat “we vandaag allemaal Egyptenaren zijn. Slechts 18 dagen waren nodig om dertig jaar dictatuur te beëindigen.” Maar zo simpel gaat dat in zijn eigen land niet.