Het verhaal van Toussaint Louverture: de slaaf die Haïti bevrijdde

De leider van de slavenopstand die in 1804 uitmondde in de Haïtiaanse
onafhankelijkheid, heeft een aangrijpende nieuwe biografie gekregen. Dit is het verhaal
van Toussaint Louverture.

Toussaint Louverture valt moeilijk te overtreffen. Toch als je zoals Einstein gelooft dat
intelligentie blijkt uit de capaciteit tot verandering. Het ging van een jeugd als slaaf op een
suikerrietplantage in de Caraïben over een carrière als revolutionair leider, Frans generaal en
koloniaal gouverneur naar een sterfbed in de Franse Jura. Als gevangene van Napoleon,
ondervoed en verkleumd. ‘Door mij aan te pakken’, zei Toussaint Louverture, toen hij in juni
1802 geboeid aan boord ging van een schip naar Brest, ‘vel je de boom van de vrijheid van
Saint-Domingue. Maar hij zal opnieuw schieten want hij heeft veel diepe wortels’. Gelijk had hij.
Twee jaar later waren de Fransen hun fenomenaal winstgevende kolonie op het westelijke deel
van Hispaniola voorgoed kwijt.
Toussaint Louverture stond op tegen alle krachten van zijn tijd: slavernij, kolonisatie,
imperialistische dominantie, raciale hiërarchie en Europese culturele suprematie. Nochtans, zijn
verhaal en dat van de Haïtiaanse revolutie (1791-1804) werden lange tijd op neerbuigende toon
verteld. Met in de hoofdrol primitieve Afrikanen zonder toekomstproject of politieke idealen,
zwarte wilden die zich te buiten gingen aan een orgie van geweld.
En kijk naar de hedendaagse geschiedenisboeken over de revoluties van de late achttiende
eeuw. Ze behandelen alleen de omwentelingen in Frankrijk en Amerika, terwijl de belangrijkste
kanteling zich volgens Sudhir Hazareesingh, Oxford-professor en auteur van Black Spartacus,
in Haïti voltrok. ‘Die revolutie werd door de héle zwarte bevolking gedragen, het betrof een
oorlog van nationale bevrijding die radicale verandering forceerde, zeker vanuit het perspectief
van de slavernij. Terwijl de Amerikanen die kwestie tot in 1860 links lieten liggen, en de Fransen
de slavernij eerst afschaften om ze aan het begin van de 19de eeuw opnieuw in te voeren,
rekende de Haïtiaanse revolutie er in 1804 voorgoed mee af. Sterker nog, het land was in de
jaren die volgden een baken voor de vrijheidsstrijd in de hele Atlantische wereld. Leefde
Toussaint nu, dan was hij vast een van de voormannen van Black Lives Matter’.
In de voorbije twee eeuwen verscheen menige biografie over Toussaint Louverture. Toch vond
Hazareesingh, bekend van boeken over Napoleon, De Gaulle en de Franse mentaliteit, het
nodig hem opnieuw op de kaart te zetten. ‘Ik wilde in de gigantische papierstroom die hij
achterliet, zoeken naar zijn authentieke stem. Al te vaak werd Toussaint Louverture versmald tot

een epigoon, terwijl zijn denken juist origineel en bijzonder meervoudig is. Zoon van een West-
Afrikaanse edele, kind van de Verlichting, devote katholiek, ingewijde in de voodoo-tradities en

vader des vaderlands, hij was het allemaal. Het is door hem dat de eerste onafhankelijke zwarte
republiek ter wereld ontstond, precies daar waar Christoffel Columbus drie eeuwen eerder van
boord ging’.
In die tussentijd zag Hispaniola zijn Taíno-indianen uitgeroeid en voerden slavenschepen vanaf
1517 niet minder dan 800.000 geketende mannen, vrouwen en kinderen aan uit West-Afrika.
Voor Spaanse meesters eerst, en vanaf het einde van de zeventiende eeuw ook voor Franse.
Op het westelijke deel van het eiland stichtten zij Saint-Domingue, en noemden het ‘de parel
van de Antillen’, de suikerhoofdstad van de wereld.
Voor de Afrikanen, die op de plantages suikerriet, koffie en indigo verbouwden, was het de
gruwelijkste plek op aarde – hun gemiddelde houdbaarheid was minder dan drie jaar. Velen
probeerden zelfmoord te plegen, anderen namen de benen. Er zijn wilde verhalen over
eenmalige weglopers die met amputaties werden bestraft en recidivisten wiens hoofden op
staken eindigden. Lodewijk XIV mag in 1685 gedecreteerd hebben dat slaven recht hadden op
onderdak, rust en voldoende voedsel, in werkelijkheid hielden de planters zich niet aan zijn
Code Noir. Ze vergrepen zich ongestraft aan hun menselijke bezittingen.
Het is in dat universum dat Toussaint omstreeks 1740 geboren werd op Bréda, een
suikerrietplantage met 150 slaven in het noorden van Saint-Domingue. Zijn vader was in een
vorig leven een hoge ambtenaar in Allada, het huidige Benin, en droeg zijn kennis van de natuur
en de kruidengeneeskunde over aan zijn nageslacht. Met Toussaint had hij een dankbare
leerling. Het kind was klein en ziekelijk – men noemde hem spottend magere tak – maar aan
grijze hersencellen ontbrak het hem niet.

De Jezuïeten leerden de jongen lezen en schrijven, voor ze in 1865 door de koloniale
autoriteiten van het eiland werden verbannen omdat hun naastenliefde als subversief gold. Ook
op Bréda werden Toussaint’s talenten opgemerkt. Toen Bayon de Libertat in de jaren zeventig
de nieuwe, gematigde opzichter werd, promoveerde de jongeman tot zijn rechterhand en het
duurde niet lang vooraleer hij een vrije burger was.
Rechten
Aan de vooravond van de Franse revolutie leefden er 30.000 planters, evenveel kleurlingen en
een half miljoen slaven op Saint-Domingue. Ook voor hen luidde de Bestorming van de Bastille
een nieuw tijdperk in. Toen de gens de couleur hoorden van de principes van vrijheid, gelijkheid
en broederschap en de Verklaring van de rechten van de mens en de burger lazen, eisten ze
prompt dezelfde status als de blancs. Hazareesingh: ‘De kleurlingen waren vrij maar niet gelijk,
al bezaten ze een kwart van alle slaven. Volgens hen moest de nieuwe maatschappelijke
hiërarchie niet gebaseerd zijn op huidskleur maar op bezit. Ze vergaten evenwel dat veel
Franse revolutionairen handelaren waren, die hun fortuin bouwden op slavernij. Deze groep
was mordicus tegen de emancipatie van niet-Europeanen en liet alle verzet de kop in te
drukken. Zo werden kleurlingenleiders als Vincent Ogé in februari 1791 geëxecuteerd’.
Minder dan een half jaar later sloeg de vlam in de pan. Begon het met aanvallen van een paar
duizend weggelopen slaven, tegen het einde van het jaar waren alle plantages in het noorden
en oosten van de kolonie in de as gelegd, hun witte meesters over de kling gejaagd.
Op welk moment Toussaint de revolutie vervoegde, is onduidelijk. Vast staat wel dat hij op de
hoogte was van de voorafgaandelijke voodoo-bijeenkomsten en vanaf het begin een singuliere
positie innam. Toussaint deelde de afschuw voor slavernij van de zwarte opstandelingen, maar
niet hun blinde haat voor àlle Europeanen. Zo bracht hij zijn voormalige baas, Bayon de
Libertat, aan het begin van de revolutie in veiligheid. Tijdens diens jaren van ballingschap in de

VS ondersteunde hij hem financieel en later betrachtte hij tevergeefs zijn terugkeer naar Saint-
Domingue.

Ook met de abolitionistische Franse bestuurder Etienne Laveaux werkte Toussaint na de
afschaffing van de slavernij in 1794 nauw samen. Hij is het die hem tot vice-gouverneur
benoemde en die Toussaint bedacht met de bijnaam Zwarte Spartacus, nadat hij een coup
tegen hem had verijdeld. Toen de man in 1796 naar Frankrijk terugkeerde, deed hij Toussaint
een pluim cadeau, die voortaan als talisman op zijn hoed zou prijken. Het schijnt te hebben
gewerkt. Bij een van de mislukte aanslagen op zijn leven, doorboorden twee kogels zijn
hoofddeksel, Toussaint zelf bleef ongedeerd.
‘Zijn hele leven lang’, meent Hazareesingh, ‘was Toussaint een man van de verbinding. Uit
politiek pragmatisme, maar evengoed vanuit een fundamenteel republicanisme en een diepe
christelijke overtuiging. Wat in zijn vele geschriften altijd weer opvalt, is de nadruk op
broederschap. Toussaint geloofde rotsvast in een multiraciale maatschappij, waarin blanken,
zwarten en kleurlingen respectvol en gelijkwaardig met elkaar samenleven. Tegelijk ging die
nood aan broederschap over de zwarte meerderheid, mensen die in zes gevallen op tien in
Afrika geboren waren en weinig meer dan hun huidskleur deelden. Hen een gevoel van
samenhorigheid geven, was misschien wel zijn moeilijkste opdracht’.
Contrarevolutionaire samenzwering
In Frankrijk had niemand de omwenteling in Saint-Domingue zien aankomen. Sterker nog, toen
het nieuws Parijs in oktober 1991 bereikte, zei de misnoegde voorzitter van de abolitionistische
Société des amis des Noirs, Jacques-Pierre Brissot, dat het ongetwijfeld een
contrarevolutionaire samenzwering betrof aangezien zwarte slaven ‘niet de morele, intellectuele
en materiële capaciteiten bezaten om een revolte van een dergelijke schaal te lanceren’.
Toussaint zou hem lik op stuk geven. In de strijd met de Spanjaarden tegen de Fransen, en
vanaf 1794 onder Franse vlag tegen de Britten en de Spanjaarden, toonde hij zich een
gedreven veldheer, vernuftig strateeg en charismatisch leider. Hij bracht zijn troepen
guerrillatactieken bij, verbood het plunderen en eiste een goede behandeling van
krijgsgevangenen.
Het is op het slagveld dat hij zijn naam Louverture verdiende. Cet homme fait donc ouverture
partout. Het verhaal wil dat een Franse commissaris zich die woorden liet ontvallen in 1793, na
Toussaints verovering van een aantal strategische locaties. Louverture zou Toussaints

geuzennaam worden, een die niet alleen zijn persoonlijke ambitie symboliseerde, maar ook zijn
hoop op een betere toekomst voor alle zwarten. ‘Het concept, met zijn verschillende registers,
typeert hem fundamenteel’, meent Hazareesingh. ‘Lezen Europeanen er het Verlichtingsideaal
van ouverture d’esprit in, voor zijn zwarte medestanders verwijst Louverture naar de opening als
nieuw begin, en naar Papa Legba, de voodoo-god die op kritieke momenten de hindernissen
opheft en doorgang verschaft’.
Toussaint was bovenal een pion in een veel grotere imperialistische strijd. Hazareesingh: ‘Hij
toonde zich een bijzonder scherpzinnig strateeg, die er lange tijd in slaagde om de grote
machten tegen elkaar uit te spelen’. De Britten trokken zich na vijf jaar strijd uit Saint-Domingue
terug. Van hun meer dan 20.000 strijders, was meer dan zestig procent gestorven – niet zelden
aan gele koorts. Vervolgens viel Toussaint het Spaanse eilanddeel Santo Domingo binnen, waar
hij tegen 1801 de slavernij wist af te schaffen.
Op dat moment was hij op het toppunt van zijn macht, maar zijn rijk lag in duigen. Toussaint
begreep dat alleen hernieuwde welvaart de toekomst veilig kon stellen en dat hij de relaties met
naburige regio’s moest verbeteren. Immers, Saint-Domingue importeerde het gros van zijn
voedsel, alsook het buskruit.
‘Toussaint geloofde dat zijn revolutie iets fundamenteel nieuws had gecreëerd: een combinatie
van Afrikaans dynamisme, Europees modernisme en Caraïbisch voluntarisme. Maar de
uitdagingen waren gigantisch’. Daarom besloot hij een eigen grondwet uit te vaardigen, waarin
hij de gewezen slaven verplichtte om nu als vrije arbeiders op de plantages te werken, zichzelf
tot gouverneur voor het leven benoemde, en zich ook het recht voorbehield om zijn opvolger
aan te duiden. Menig historicus beschouwde die laatste twee maatregelen als fundamentele
misstappen, een oordeel dat Hazareesingh niet deelt. ‘Toussaint’s constitutie is bovenal een
defensief manoever, in een vijandige geopolitieke wereld. De Britten hadden hun
imperialistische neigingen al getoond, de Fransen smeedden nieuwe invasieplannen. Toussaint
zag bovendien dat Parijs vanaf 1800 probeerde de slavernij opnieuw in te voeren, daar werd
erg actief voor gelobbyd. Hij kon dat niet laten gebeuren, en poogde daarom een politieke
gemeenschap op te bouwen die een grote mate van autonomie zou genieten, maar Frankrijk als
soevereine macht erkende. Die visie was zo radicaal nieuw dat ze door niemand juist werd
ingeschat. Frankrijk las er afscheiding in, terwijl Toussaint dat nooit wilde Het zou nog
anderhalve eeuw duren vooraleer Parijs klaar was voor een dergelijk concept.
Ondertussen namen ook het verraad en de muiterijen in de eigen rangen toe. Een van die
opstanden werd geleid door Moyse, zijn eigen neef, die hij had opgevoed als een adoptieve
zoon. De jonge veldheer vond dat zijn oom te welwillend omsprong met de blanken en te hard
optrad tegen de zwarte cultivateurs, die niet langer op de plantages wilden werken. Toussaint
sloeg de revolte neer, liet zijn neef executeren maar hield er een gebroken hart aan over. Hoe
kon iemand die zo dicht bij hem stond ertoe overgaan witte planters te vermoorden? Toussaint
zou ervoor zorgen dat het niet nog een keer gebeurde en versterkte zijn greep op de macht. Hij
liet alle zwarte ‘vagebonden’ oppakken en oreerde dat ‘vrijheid niet het recht inhoudt om niets te
doen maar juist de kans is om zich op datgene te concentreren waarvoor men is voorbestemd’.
In zijn volgende decreten ging hij nog verder: luiheid, prostitutie en overspel werden voortaan
beschouwd als grote ondeugden. Toussaint was een morele kruisvaarder geworden, die
verkondigde dat ‘alle verleiders persoonlijk rekenschap moeten afleggen bij de gouverneur’.
Invasie
Vanaf 1801 circuleerden in Saint-Domingue geruchten dat Napoleon een grote vloot zou sturen
om orde op zaken te stellen en de zwarte gouverneur af te zetten. Had Toussaint, zoals
sommige historici later zouden beweren, te weinig moeite gedaan om zoete broodjes te bakken
met Bonaparte? Hazareesingh :’Ach, hij deed wat hij kon. Vanaf 1800 schreef hij verschillende
onbeantwoorde brieven. Bovendien hielp hij Napoleon’s vrouw Josephine. Toen de plantages
van haar familie in 1798 problemen kregen, ging Toussaint persoonlijk de orde herstellen.
Napoleon’s eega was hem zo dankbaar dat ze zijn twee zonen, die in Parijs studeerden,
meermaals te eten inviteerde. Dat wist sterke man uit Corsica maar al te best. Hij stelde zelfs
een nooit verstuurde bedankingsbrief op’.
Was hij boos over Toussaint’s bezetting van de Spaanse eilandhelft, tegen het advies van Parijs
in? ‘Wellicht, maar de belangrijkste factor lijkt me toch racisme. Napoleon zwoor dat hij ‘geen
enkele épaulette zou tolereren op de schouders van die negers’ en hij legde een inreisverbod in

Frankrijk op aan de kleurlingen en zwarte inwoners van de kolonies. In 1802 werd de
slavenhandel opnieuw ingevoerd in Martinique, Tobago en Saint Lucia, en korte tijd later ook in
Guadeloupe en Guyana. Saint-Domingue moest het centrum worden van Frankrijk’s
Amerikaanse koloniale rijk, met Guyana, Louisiana en Florida’.
Toen Toussaint op 29 januari 1802 tientallen Franse schepen aan de horizon bespeurde, wist hij
dat hem een moeilijke tijd wachtte. ‘We zullen ten onder gaan’, zei hij tegen zijn secretaris, ‘heel
Frankrijk is naar Saint-Domingue gekomen’. Het zouden profetische woorden blijken. Wat hij
niet besefte, was dat het verraad van zijn eigen commandanten zijn einde zou inluiden, veel
eerder dan een gebrek aan manschappen.
De invasie werd geleid door Bonaparte’s schoonbroer Charles Leclerc, ‘een incompetente
generaal die tegen april naar huis wilde’ en die uiteindelijk op Saint-Domingue aan gele koorts
zou overlijden. Toussaints laatste strijd was zijn meest grandioze, schrijft Hazareesingh. Gebruik
makend van de tactiek van de verschroeide aarde en met een combinatie van conventionele
oorlogsvoering en guerrillatactieken hield hij stand, al slonken zijn troepen snel. Midden februari
waren er nog maar 6000 soldaten over. Tot aan het regenseizoen, zei Toussaint, moeten vuur
en destructie de belangrijkste wapens zijn. Vervolgens zullen gele koorts en uitputting de rest
doen.
Terwijl verschillende van zijn commandanten overliepen, bewaakte de vader des vaderlands
persoonlijk de frontlinie. De legende wil dat zijn troepen op een dag tegenover hun voormalige
strijdmakkers stonden. De Zwarte Spartacus stapte resoluut op hen af, met de vraag of ze
bereid waren hun vaders en broeders te vermoorden. Er werd nog één schot gelost, de andere
overlopers vielen op de knieën en vroegen om vergiffenis.
Nog wilde Toussaint niet breken met Frankrijk. Hij meende dat er ‘slechte mannen waren als
Leclerc en Bonaparte, maar ook goede als papa Laveaux’. Zijn soldaten zongen de Marseillaise
na elke overwinning. ‘We hebben nooit opgehouden Frans te zijn’, schreef hij naar Leclerc, met
wie hij in april een bestand overeenkwam. Op zijn voorwaarden.
Hazareesingh: ‘Uiteindelijk is de eerste zwarte superheld van de moderne tijd begin juni1802 in
de val gelokt, net na het verraad van zijn belangrijkste commandant, Jean-Jacques Dessalines,
de latere eerste president van Haïti. Leclerc’s mannen vroegen Toussaint’s bemiddeling om
stakende plantage-arbeiders terug aan de slag te krijgen. Onbewapend en zonder escorte ging
hij erheen, om bij aankomst te worden ingerekend’.
‘Het had niet zo hoeven te gaan. Napoleon zag dat tijdens zijn gevangenschap in Sint-Hélena
(1815-’21) ook in. Had hij destijds een politieke overeenkomst met Toussaint gesloten, dan had
Dessalines na zijn deportatie nooit de definitieve strijd tegen slavennatie Frankrijk ingezet. Stel
je voor hoe anders de toekomst had kunnen zijn, als Toussaints plannen voor een egalitaire,
multiraciale samenleving gedurende twee of drie decennia werd uitgevoerd en uitmondden in
economisch succes. De verhoudingen tussen Parijs en de kolonies waren radicaal anders
geweest, de definitieve afschaffing van de slavernij (1848) bespoedigd’.
Had het Haïti behoed voor twee eeuwen van rampspoed? ‘Wie zal het zeggen? Tegelijk mogen
we de impact niet onderschatten van de herstelbetalingen die Frankrijk na de onafhankelijkheid
oplegde. Vanaf 1825 vraten die gedurende 122 jaar zo’n 30 à 40 procent van ‘s lands bnp weg.
Welk land zou daardoor niet zijn ontwricht?’

Main Source: Knack.be