In Pakistan vielen in 2008 dagelijks gemiddeld twee doden door terreuraanslagen. Slechts in een op de vier gevallen betrof het soldaten of politiemannen, de rest waren burgers. Toch raakte de aanslag op het Sri Lankaanse cricketteam dinsdag in Lahore een open zenuw. Een van de laatste illusies van normaliteit werd aan diggelen geschoten.
Eigenlijk heeft het iets merkwaardigs: dat een incident waarbij ‘slechts’ vijf doden – allen agenten – en enkele lichtgewonden vallen, uitlatingen genereert als betrof het Lahores versie van Mumbai. De terreuraanval op het Sri Lankaanse cricketteam werd immers vergeleken met de tragedie waarbij in drie dagen tijd in november vorig jaar 173 doden en 308 gewonden vielen. Toegegeven, de aanvallers hadden schijnbaar in beide gevallen grote zakken bij met wapens en proviand, eventueel bedoeld om een vergelijkbare gijzelingsactie op te zetten zoals in de Indiase commerciële hoofdstad.
Maar veel meer dan over gelijke opdrachtgevers of aanvalstactieken ging die op zich ongeoorloofde vergelijking over de sentimenten die met deze aanval werden geraakt. “We hebben de voorbije jaren zoveel misère, geweld en lijden te verwerken gekregen, maar altijd is het cricket als momentane vorm van ontspanning buiten schot gebleven”, zo zei een Pakistaanse fan gisterochtend nog op de BBC-radio.
Met andere woorden: psychologisch werd met deze aanslag nog een illusie opgeblazen. Hoewel het geen atletenbloedbad werd zoals bij de Olympische Spelen van München in 1972 – omdat de raket haar doel miste en de granaat niet afging –, ging dinsdag wel het idee dood dat Pakistan nog een functionerende natie was die haar plaats kon opeisen binnen de internationale gemeenschap.
Vijf voor twaalf is al lang voorbij, maar het lijkt alsof het malheur dat de cricketspelers en hun begeleiders overkwam dat pas echt duidelijk maakte. “We hebben ons nooit veel zorgen gemaakt. Zelfs terroristen houden van cricket”, zo zei de vroegere coach van het Sri Lankaanse team. Maar hij had slechts deels gelijk. Cricket is zonder meer de populairste sport van het hele Indiase subcontinent, zelfs in die mate dat menig ernstig onderzoeker gelooft dat het spel meer kan betekenen voor de toenadering tussen India en Pakistan dan veel goed uitgewerkte politieke plannen. Maar precies daarin ligt ook de vrees van sommige islamistische terreurorganisaties in het land. Stabiliteit en vrede zouden hen immers overbodig en werkloos maken.
In april 2004 werd in het blad van de terreurgroep Lashkar-e-Toiba al uiteengezet dat de Britten de Pakistani’s het cricket hadden gegeven om hen te “ontwapenen”. “Ze gaven een bat en namen ons zwaard af. Spelen jullie maar, zegden ze, terwijl wij jullie vrouwen verkrachten”, zo werd in het tijdschrift uitgelegd.
De aanslag van dinsdag gaf overigens op nog een andere manier aan hoezeer de Pakistaanse maatschappij de voorbije twintig jaar is getalibaniseerd. De man die de beschoten bus met atleten koelbloedig het stadion in wist te rijden, werd als een nationale held ingehaald en uitvoerig geïnterviewd. Alleen moesten tijdens de opnames van een tv-ploeg stilletjes de foto’s worden afgevoerd van zijn broer, die enige jaren geleden als jihadi aan zijn einde kwam in Kashmir. En luister naar de analyse van de buschauffeur. Hij was er wel zeker van dat de aanvallers Indiërs waren. Alleen zij zouden de eer van zijn land zo te grabbel willen gooien. Bovendien, als de islamistische partij die hij aanhangt aan de macht zou zijn, zou een dergelijke terreurdaad nooit plaatsvinden.