India – de mensen achter Slumdog Millionaire

Dharavi, de hartvormige sloppenwijk die geprangd zit tussen de westelijke en de centrale spoorlijn van Mumbai, strekt zich over 1,75 vierkante kilomter uit langs de Mahim Kreek en loopt grosso modo van de luchthaven tot aan het financiële district van India’s commerciële hoofdstad. Toeristen kunnen de wijk voor zo’n 20 euro bezoeken, maar dat betekent niet dat alle misverstanden over deze stad de wereld uit zijn geholpen.

Plekken zoals Dharavi worden door de publieke opinie vaak gezien als stedelijke zweren die de rest van het urbane weefsel aantasten. Niet alleen in het Westen is die overtuiging wijd verspreid, ook binnen de Indiase middenklasse wordt ze door velen onderschreven. Sloppenwijken zouden oorden van criminaliteit zijn, waar prostituees, voddenrapers en bendeleiders wonen en waar alleen de armsten der armen hun toevlucht zoeken. 

Niet dus. Indiase sloppenwijken huisvesten zowel in etnische, religieuze als sociaaleconomische zin bijzonder heterogene bevolkingsgroepen, die geenszins alle verpauperd zijn of misdadige activiteiten ontplooien. Onderzoek van Shelter Associates in 211 Indiase krottenwijken geeft aan dat er evengoed overheidsfunctionarissen, riksjarijders, chauffeurs, schilders, kleine ondernemers, IT-professionals als dienstmeisjes en ambulante verkopers wonen. Bovendien staan zij in voor een belangrijk deel van de economische activiteiten in de stad. Ga naar Dharavi en de gids stelt het herhaaldelijk: er zijn hier meer dan tienduizend eenkamerbedrijfjes, die samen een jaarlijkse omzet van meer dan 500 miljoen euro genereren.

Sloppenwijken zoals Dharavi zijn bovenal plekken waar goedkope huisvesting te vinden is en waar diensten tegen lagere prijzen worden geleverd dan elders, wat meteen ook betekent dat ze de stedelijke economie stimuleren. Alleen omdat er (relatief) goedkoop gewoond kan worden, is het immers mogelijk om min of meer rond te komen met het hongerloon dat veel inwoners van Dharavi voor hun arbeid betaald krijgen.

Dat laatste is overigens niet gunstig geëvolueerd, zelfs niet in sectoren die het voorbije decennium juist meer konden exporteren. Zo blijkt uit een in september 2007 gepubliceerd overheidsrapport over informele arbeid dat de export van de leerwaren die in Dharavi vooral door de Tamils worden gemaakt de voorbije jaren sterk is gestegen maar dat vertaalde zich niet in hogere lonen of betere arbeidsvoorwaarden voor de werknemers. Met andere woorden: alleen de winsten van de werkgevers namen toe.

Dat sloppenwijken vaak als urbane tumors worden afgeschilderd, heeft veel te maken met het in 1890 verschenen ‘How the other half lives: studies among the tenements of New York’ van Jacob Riis. Dit boek over de onderbuik van New York had een enorme invloed op de urbanisten van de twintigste eeuw, zij het niet meteen een erg constructieve. Riis, zelf een immigrant van Deense origine, stelt krottenwijken voor als oorden van moreel verderf, die radicaal veranderd moeten worden of met de grond gelijkgemaakt. En aldus domineerden in het gros van de voorbije eeuw de projecten van krottenwijkeliminatie en van hervestiging van zijn bewoners in nieuwe, door de overheid gebouwde wijken als oplossing voor de ‘stedelijke malaise’. De achterliggende gedachte was dat ‘betere’ huizen hen tot ‘betere’ mensen zouden maken.

Gebrek aan eigendomsrechten

Nieuw onderzoek, zo schrijft Howard Husock van het Manhattan Institute in het jongste nummer van City Journal, heeft die veronderstelling in de voorbije vijftien jaar helemaal onderuitgehaald. “De arbitraire hervestiging in sociale woonwijken doet de problemen niet af- maar toenemen. Zich opwerken en uiteindelijk kunnen verhuizen naar een betere plek is het gevolg van het door overheden beoogde ‘goed’ gedrag, niet de premisse ervoor. Integendeel, door dergelijke projecten worden mensen ontmoedigd om eigen keuzes te maken.”

De beroemde Peruviaanse professor Hernando de Soto zet in The Mystery of Capital uiteen dat het grote probleem van sloppenwijkbewoners niet ligt in de krakkemikkigheid van hun muren of daken maar in hun gebrek aan eigendomsrechten. “De armen zijn wel degelijk in staat en bereid om te sparen, maar die accumulatie van weelde is niet beveiligd”: ze betalen geld voor een huis dat op een dag toch zomaar weg wordt gebuldozerd. Ze wanen zich eigenaar maar beschikken niet over de nodige documenten en blijven op cruciale momenten in de kou staan. De Soto pleit daarom voor een waterdichte en definitieve regeling van die eigendomsrechten als ultieme basis voor sociale mobiliteit.

Hoewel veel onderzoekers kanttekeningen plaatsten bij de concrete invulling van een dergelijk systeem zijn de experimenten die ermee werden gedaan in Peru hoopgevend. Daar kregen 1,2 miljoen mensen niet verhandelbare eigendomstitels. Harvardeconome Erica Field deed enige tijd later onderzoek naar de sociale impact van het feit dat niet langer voor de plotse sloophamer moet worden gevreesd. Ze stelde vast dat het aantal mensen dat buitenshuis ging werken sterk was toegenomen en dat de kinderarbeid met liefst 28 procent was verminderd.

Opwaartse mobiliteit

Wie beelden van Dharavi ziet, stelt zich voor dat zijn bewoners dromen van verhuizen naar een betere plek, zo gauw de economische situatie dat toelaat. Hoe logisch een dergelijke redenering op het eerste gezicht ook lijkt, ze strookt niet met de werkelijkheid. Opwaartse sociale mobiliteit, zo blijkt uit recent onderzoek, betekent niet dat mensen vertrekken uit hun sloppenwijk, wel dat ze die transformeren tot een betere plek om te leven. “In veel opzichten”, zo stellen Matias Echanove en Rahul Srivastava in een opiniestuk in de International Herald Tribune van gisteren, “is Dharavi de ultieme stad die door zijn gebruikers zelf is gemaakt. Elk van zijn meer dan tachtig buurten werd door generaties van bewoners ontwikkeld om te voldoen aan de nieuwe noden.” Of zoals advocaat en inwoner Ramesh Mishra het stelt: “We hebben Dharavi altijd zelf verbeterd. Het enige wat we vragen, is de toestemming om dat te blijven doen en hulp daarbij. Is dat te veel gevraagd?”

Hulp is er de voorbije jaren gekomen van multilaterale instanties zoals de Wereldbank, die 152 miljoen euro heeft gespendeerd aan het bouwen van toiletten in Dharavi. Een luxe was dat in ieder geval niet, zo blijkt uit het ‘Human Development Report India’ van 2006. Dat gaf aan dat er één toilet was voor 1.440 mensen en dat vijftien families in het beste geval één kraantje delen, waar twee uur per dag water uit komt.

Veiligheid

De veiligheid waar de bewoners van plekken als Dharavi van dromen beperkt zich overigens niet tot huisvesting. Sociologen ondervroegen duizenden Indiase krottenwijkbewoners naar hun grootste zorgen en kwamen tot de conclusie dat accommodatie en betere werk- en levensomstandigheden slechts tweede en derde op het lijstje waren, ver voorafgegaan door de zucht naar betere bescherming. Met een veel grotere concentratie aan criminelen in sloppenwijken heeft dat niets te maken, wel met het erg gebrekkige functioneren van alle overheidsdiensten daar. Zo is er veel minder politieaanwezigheid dan in andere stadsdelen en bovendien gedragen de ordehandhavers zich veel slechter tegenover sloppenwijkbewoners dan tegenover reguliere burgers. Onderzoek wijst uit dat de meeste agenten het op een akkoordje gooien met lokale misdaadsyndicaten, waarbij ze onder meer de winsten uit ‘verhuur’ van trottoirs en publieke ruimte aan pas gearriveerde bewoners verdelen.

Dat sloppenwijkbewoners veroordeeld zijn tot slechtere of onbestaande service heeft alles te maken met het feit dat ze vaak geen officiële bewoners zijn van de stad en dus geen potentiële kiezers noch betalers van belastingen. Met andere woorden: hun administratieve rechteloosheid vertaalt zich in een politiek-maatschappelijke pariastatus.

Verderfelijk oord

Menige bioscoopbezoeker vraagt zich bij het zien van Slumdog Millionaire af waarom mensen in godsnaam in een verderfelijk oord als Dharavi gaan wonen. Twee dagen voor de Oscars zondag in LA werden uitgereikt, kwam het Wereldvoedselprogramma (WFP) met een rapport over India, dat meteen het antwoord gaf op die vraag: omdat ze het daar beter hebben dan op het platteland. Daar woont immers het gros van de 230 miljoen Indiërs die anno 2009 ondervoed zijn. Meer dan één op de vijf inwoners is dat en veel verbetering is er de voorbije tien jaar niet gekomen. Integendeel. In acht deelstaten (Andra Pradesh, Bihar, Gujarat, Karnataka, Kerala, Madhya Pradesh en Rajastan) zijn er nu meer rurale vrouwen die aan bloedarmoede lijden dan in 2001 en in Andra Pradesh is dat aantal zelfs met 13 procent gestegen, tot 64 procent. Zes deelstaten (Orissa, Madhya Pradesh, Karnataka, West-Bengal, Rajasthan en Punjab) hebben nu meer landbouwers die minder dan 1.800 calorieën per dag kunnen consumeren dan toen en in twaalf deelstaten lijden meer dan acht op de tien kinderen aan bloedarmoede.

Eerder kwam de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) al met vergelijkbaar onderzoek. “Als India’s steden nog aanzwellen, dan is dat omdat zelfs werk in de informele sector daar een veelvoud oplevert van het geld dat met landbouw op het platteland kan worden gegenereerd”, aldus het IOM in 2005.

Steeds meer Dharavi’s

Niet alleen het aantal mensen dat in Dharavi een beter leven zoekt, neemt toe, ook het aantal Dharavi’s in Mumbai, India en de wereld zwelt aan. In Mumbai woont meer dan de helft van de bevolking in een sloppenwijk, goed voor zo’n zeven miljoen mannen, vrouwen en kinderen. De meeste inwoners van de stad doen daar overigens laconiek over. “Om in Mumbai in een huis te wonen”, zo garandeerde gids Sunita Chawla me jaren geleden, “moet je er in één geboren zijn.” En nu nog meer dan vroeger.

Hoewel het idee dat je als nieuwkomer in de stad een braakliggend terrein kunt innemen en er zomaar een nieuw leven/huis kunt opbouwen al sinds de jaren tachtig een fabel is, blijven rurale migranten hopen op een beter leven in de stad. Aan het begin van de 21ste eeuw is geen centimeter grond nog kosteloos te bezetten in Mumbai, zo schrijft Mike Davis in Planet of Slums. En het aantal jobvacatures ligt er allang lager dan de demografische aangroei die voortvloeit uit de geboortes in de sloppenwijken en de nieuwkomers in de stad. En toch blijft de lokroep. Sinds 2007 wonen meer dan de helft van de Indiërs in urbane gebieden en onderhand noemen wereldwijd één miljard mensen een sloppenwijk hun thuis. Tegen 2030 zullen er dat 2 miljard zijn, op een totaal van 8,3 miljard mensen.

Politilogen waarschuwden een paar jaar geleden nog voor ‘de kwalijke gevolgen van gefaalde staten’, over een paar decennia zullen ze datzelfde doen in verband met ‘gefaalde steden’, zo waarschuwt Howard Husock. En wat de impact daarvan zal zijn, op sociaal evengoed als ecologisch vlak, valt geenszins te onderschatten. Minstens in dat opzicht is het een goede zaak dat een plek als Dharavi met Slumdog Millionaire voor miljoenen mensen op de kaart werd gezet.