De 8,6 miljoen waterpompen die ondermeer door Unicdef in Bangladesh werden geïnstalleerd om ziekten als cholera in te dijken, blijken verantwoordelijk voor een gigantische arsenicumvergiftiging. Jaarlijks kost die aan minstens drieduizend burgers het leven. Dat is de conclusie van de Amerikaanse professor Charles Harvey na zeven jaar onderzoek. Minstens twee miljoen Bengalezen kampen met acute arsenicumvergiftiging.
De Wereldgezondheidsorganisatie heeft het over “het grootschaligste geval van massavergiftiging uit de geschiedenis van de mensheid”. Sinds 1993 wordt in het op zes na volkrijkste land van de wereld een dramatische stijging vastgesteld van ziekten die verband houden met arsenicumvergiftiging. Die ontdekking kwam een decennium nadat de VN-kinderorganisatie Unicef in samenwerking met de Wereldbank een grootschalig initiatief had opgezet voor het boren van drinkwaterputten. Bangladesh kampte op dat moment met een hoge kindersterfte gerelateerd aan bacteriën en ziektekiemen die voorkomen in drinkwater. Door het boren van 8,6 miljoen putten hadden grote delen van de bevolking toegang tot beter drinkwater, wat op zich resulteerde in een sterke afname van het aantal gevallen van cholera en andere besmettelijke en voor kinderen vaak dodelijke ziekten. Maar tot op heden zijn 20 miljoen Bengalezen aangewezen op drinkwater met een arsenicumgehalte dat meer dan vijfmaal zo hoog is als de door de Wereld gezondheidsorganisatie voorgeschreven veiligheidsnorm. Die norm ligt overigens vijf keer hoger dan het ‘acceptabele niveau’ dat de Bengaalse overheid zelf heeft ingesteld en dat door experts als volstrekt onveilig wordt betiteld.
Lange tijd bleef er erg grote discussie ontstaan over de oorsprong van dit gif in het drinkwater, dat zorgt voor huid-, long-, lever-, blaas- en pancreas, en ook voor tal van secundaire aandoeningen. De Amerikaanse professor Charles Harvey, verbonden aan het MIT in Massachusetts, deed zeven jaar lang onderzoek in Bangladesh en publiceerde zijn resultaten nu in Nature Geoscience. Hij concludeert dat het arsenicum in slib vanuit de Himalaya naar de rivierdelta van de Ganges werd getransporteerd. Zolang het gif in het slib opgesloten blijft, is er geen gevaar voor de volksgezondheid. Maar door het boren van drinkwaterputten met een gemiddelde diepte van dertig meter kwam het arsenicum in het slib vrij en raakte het in het drinkwater. Daarom wil Harvey, met een nieuw project dat hij nu lanceert, putten laten boren die vier keer dieper zijn dan die uit de jaren zeventig. Op die diepte is er immers geen slib meer dat voor contaminatie kan zorgen. Harveys onderzoek geeft voorts aan dat als de 30 procent meest vervuilde putten worden aangepakt, dit voor een vermindering met 70 procent zal zorgen van het aantal arsenicumgerelateerde aandoeningen.
Eerder werden al andere opties uitgeprobeerd. Zo verstrekte de Wereldbank Bangladesh in 1998 een lening van 23 miljoen euro om het water te zuiveren, wat evenwel niet echt veel opleverde. Het aantal vastgestelde ziekten is niet af- maar toegenomen.
Unicef heeft in de voorbije jaren een speciaal arsenicumprogramma uitgewerkt in Bangladesh. In eerste instantie heeft het 55 procent van alle boorputten laten testen, zij het dat daarbij gebruik werd gemaakt van de al te hoge overheidsnorm om te bepalen of er al dan niet sprake was van besmetting. De conclusie was dat 39 procent niet boven de norm zat. Tegelijk bleek dat in 8.000 dorpen – zo’n 10 procent van het totaal – 80 procent van alle putten zwaar besmet was. Het uit oktober van vorig jaar daterend Unicef-onderzoek gaf voorts aan dat armoede een negatieve invloed heeft op arsenicumvergiftiging. Ondervoede mensen maken twee keer zoveel kans als mannen, vrouwen en kinderen die voldoende te eten hebben om arsenicosis te ontwikkelen. Voor deze chronische aandoening bestaat er geen medicijn.
Ook de sociale impact van de arsenicumvergiftiging bleek niet gering. Enerzijds is het geloof dat het om een besmettelijke aandoening of een vloek gaat, wijdverspreid. Kinderen die symptomen vertonen worden doorgaans sociaal geïsoleerd. Bovendien blijkt arsenicosis een vaak genoemde reden voor echtscheidingen of het niet vinden van een huwelijkspartner voor vrouwen. Schoonheid wordt er immers vooral gezien in termen van een bleke huid en de ziekte veroorzaakt precies donkere vlekken. En aangezien de Bengaalse maatschappij bijzonder patriarchaal is, houdt dat ook in dat meisjes en vrouwen met arsenicosis minder vaak een behandeling krijgen dan hun mannelijke verwanten.