Alweer een kritische stem minder – Van de beul en het meisje (3)

‘Vergeef ons, Stas. Jij verdedigde anderen maar je was weerloos tegen de gek die het lef had je dood te schieten.” De woorden zijn van Zoya Svetova, een vriendin van Stanislav Markelov, die hem enige dagen voor zijn dood nog aan de lijn had. In een column op de website ‘Yezhednevny zhurnal’ vertelt ze dat ze elkaar altijd belden. Hij gaf haar waardevol materiaal voor artikels over mensenrechtenprocessen in Rusland. “Je was joviaal en onvermoeibaar, Stas”, schrijft ze. “Je was de evenknie van je in 2006 vermoorde cliënte Anna Politkovskaja, wiens moordenaars en opdrachtgevers we ook nooit bestraft zullen zien. De slachtoffers die zij aan het woord liet, spanden met jouw hulp een proces aan tegen hun beulen. Er waren veel mensen die je haatten, al diegenen die willen verhinderen dat gerechtigheid geschiedt. Maar er waren er nog veel meer die je mateloos bewonderden”, besluit ze. 
Advocaat Markelov kwam maandagmiddag net uit een persconferentie, waar hij journalisten de jongste ontwikkelingen had uitgelegd in de zaak van Joeri Boedanov en hen voorlegde wat hij vervolgens hoopte te ondernemen. Hij was met een 25-jarige journaliste van Novaya Gazeta op weg naar de metro toen hij door een gemaskerde man met één schot in het achterhoofd werd afgemaakt. De journaliste, Anastasia Baboerova, die hem wilde interviewen voor haar volgende artikel, probeerde Markelov opzij te trekken. Ze raakte zelf zwaargewond en stierf later die dag in het ziekenhuis. Ze was de vierde journalist van het blad, waarvoor ook Anna Politkovskaja had gewerkt, die werd vermoord.

Het begon in Tsjetsjenië

Markelov had in de voorbije weken doodsbedreigingen ontvangen, zo zeggen bekenden, hij maakte er zich behoorlijk zorgen over. “Maar ermee ophouden,” schrijft een mensenrechtenactivist, “zou hij nooit doen.” Tot hij op klaarlichte dag geveld werd door een pistool met een geluidsdemper in het hart van Moskou.
Wie wou hem dood? Lees er de vele commentaren op na en je bent er gauw achter dat dit geen simpele whodunnit wordt. Markelov nam erg veel gevaarlijke zaken aan, hij maakte vijanden onder de machtigen. Maar in alle lijstjes staat de zaak-Boedanov ver bovenaan.
Het verhaal begint op 26 maart 2000, de dag dat kolonel Joeri Boedanov de verjaardag van zijn dochtertje te vieren had. Hij bevond zich met de 160ste tankdivisie nabij het Tsjetsjeense dorp Tangi. Boedanov vertrok in de herfst van 1999 naar de tweede Tsjetsjeense oorlog. Ook in de eerste had hij gediend. Hij hield er zelfs twee heldenmedailles aan over, eretekens die hem later zouden worden ontnomen.
Maar we lopen vooruit op de feiten. Boedanov had zo zijn eigen manier van vieren, op de dag overigens, dat Poetin tot president werd verkozen. Hij en zijn kompanen begonnen ergens in de namiddag te drinken. Tegen een uur of zeven waggelden ze op hun benen. Zijn ondergeschikte luitenant-kolonel Ivan Fjodorov, die hij persoonlijk had benoemd tot hoofd van de inlichtingencompagnie, wilde graag dat Boedanov de paraatheid van zijn troepen controleerde, en zo begon de eerste weinig verkwikkende episode van die avond.
Toen bevelvoerder luitenant Bagrejev na het afvuren van één fragmentatiebom weigerde verder zinloos geweld te gebruiken tegen het dorp Tangi, werd de man door Fjodorov en Boedanov afgetuigd en in een put gegooid die normaliter werd gebruikt om Tsjetsjeense gevangenen in te martelen. En toen hij de volgende ochtend meer dood dan levend werd bevrijd, was al ander leed te betreuren.
Omstreeks middernacht gelastte Boedanov zijn chauffeur om hem met een pantservoertuig naar een huis in Tangi te brengen. Het betrof de woning van de Koengaeva’s, een gezin met vijf kinderen. Rond halfeen werden ze opgeschrikt door een naderend militair voertuig. Vader Visa, een landbouwingenieur van opleiding, gelastte zijn achttienjarige oudste dochter Elza om de vier jongere kinderen aan te kleden en zich naar buiten te haasten. Hijzelf zou zijn broer waarschuwen, die in een nabijgelegen huis woonde. Tegen de tijd dat hij met hem terugkwam, was zijn dochter al verdwenen. Kolonel Boedanov had haar in een deken laten wikkelen en nam haar mee naar zijn kampement.
In de uren die volgden ‘ondervroeg’ de kolonel het meisje, dat overigens geen Russisch sprak. Op zijn proces zou hij beweren dat hij haar en haar moeder op een foto had gezien en dat ze beiden een machinegeweer in hun handen hielden. Hij was er zeker van, zei hij nog, dat zij de vrouwelijke scherpschutter was die dagen eerder een van zijn beste vrienden had vermoord in een dorp verderop in de vallei.
Uit tal van getuigenissen zou later blijken dat Elza nooit iets met het gewapende verzet te maken had gehad en dat de foto waarop Boedanovs hele argumentatie was gestoeld, niet bestond. Toen hij zijn soldaten na ‘uren ondervraging’ binnenriep, zagen ze Elza naakt op een bed in een hoek liggen, Boedanov liep in zijn onderbroek rond. Hij gelastte hen haar te begraven en hun mond te houden.
Vader Koengaeva was ondertussen naar de dorpsautoriteiten gegaan. De volgende ochtend werd de algemene bevelvoerder over de operatie, generaal Gerasimov, op de hoogte gesteld van diens bewering dat Boedanov zijn dochter had meegenomen. Hij liet de kolonel de volgende dag aanhouden.

Bespottelijk schijnproces

In de zomer van 2001 begonnen de verhoren voor het proces, dat een ware schijnvertoning werd. In haar boek Poetins Rusland schrijft de vermoorde Anna Politkovskaja dat deze “frappante, tragische zaak al onze moeilijkheden blootlegt.(..) Meer dan drie jaar lang werden we getrakteerd op een demonstratie van het feit dat we nog steeds geen onafhankelijke rechterlijke macht hadden. In plaats daarvan hadden we een rechtssysteem dat deed wat de politici zeiden.”
De familie Koengaeva, die uit vrees voor represailles van het Russische leger overigens naar Scandinavië is gevlucht, had geen geld voor een advocaat. De mensenrechtenorganisatie Memorial zette de oude Tsjetsjeense jurist Abdullah Chamdajev op de zaak. Maar rond die tijd werd alles wat Tsjetsjeens was door de Russische publieke opinie dermate gewantrouwd dat de organisatie zich genoodzaakt zag een andere, Russische advocaat op de zaak te zetten. Er werd geopteerd voor een jonge man die zich eerder had laten opmerken omdat hij de verdediging had opgenomen van etnisch Afghaanse Russen die door Russische neonazi’s waren mishandeld: Stanislav Markelov.
In Politkovskaja’s boek vertelt de maandag vermoorde advocaat dat het proces bespottelijk was. Vooreerst vond het op de foute plek plaats: in Rostov aan de Don, de stad vanwaaruit de meeste Russische soldaten naar het Tsjetsjeense front vertrokken en waar zich ook het grootste ziekenhuis bevond voor Russische oorlogsinvaliden uit de Tsjetsjeense oorlog. “Het eerste wat ze me vroegen was wat mijn relatie was met de Tsjetsjenen”, legde hij uit. “Ik zei: geen enkele. Toen wilden ze weten wat mijn etnische achtergrond was, waarop ik zei dat ze toch wel zagen dat ik Rus was. Ik was daar om de Russische rechten te verdedigen.”
Volgens Markelov deden zowel de openbaar aanklager als de militaire rechter er alles aan om Boedanov vrij te pleiten. Alle belangrijke getuigen die zijn schuld zouden kunnen aantonen, werden niet gehoord. Er werd gebruikgemaakt van bewijsstukken die niet eens bestonden, en psychiatrische onderzoeken moesten aantonen dat de kolonel op het moment van de feiten niet toerekeningsvatbaar was. Eén ervan werd uitgevoerd door het Serbski Instituut, dat in de sovjettijd berucht was omdat het gebruikt werd om dissidenten gek te verklaren en op te sluiten.

‘Een tragedie’

De uitspraak kwam er niet toevallig op 31 december 2002, een dag waarop in Rusland haast niemand werkt. In de twee daaropvolgende weken verschijnen er bovendien geen kranten. Joeri Boedanov werd onschuldig bevonden. Hij was een patriottische soldaat die de moord op zijn medestrijders had gewroken door een vrouwelijke scherpschutter uit te schakelen. Bovendien was hij op het moment van het wurgen van Elza Koengaeva tijdelijk ontoerekeningsvatbaar.
Advocaat Markelov tekende beroep aan tegen het verdict. Merkwaardig genoeg oordeelde het Opperste Gerechtshof in maart 2003 dat de rechtszaak moest worden overgedaan. Politkovskaya schrijft die koerswijziging toe aan het feit dat in 2004 verkiezingen gehouden zouden worden en dat het credo luidde dat ‘de wet boven alles staat’. En aldus werd Joeri Boedanov op 25 juli 2003 veroordeeld tot tien jaar werkkamp en ontdaan van zijn twee heldenmedailles.
Hij had op 27 maart 2010 moeten vrijkomen. Maar zo lang heeft het niet geduurd: sinds 15 januari loopt de kolonel weer vrij rond. En als het aan de overheid had gelegen, dan was dat al veel eerder gebeurd. De eerste pogingen om hem vrij te krijgen dateren van 2004, en sinds 2006 genoot hij een veel vrijer detentieregime.
Toen in december van vorig jaar bekend raakte dat hij deze maand vervroegd zou worden vrijgelaten, bewoog Stanislav Markelov hemel en aarde om dat te verhinderen. Maar nog voor zijn bezwaarschrift door de rechtbank werd overwogen, was Boedanov al een vrij man. Afgelopen maandag legde de advocaat aan journalisten uit wat hij nu dacht te doen.
In Tsjetsjenië hebben zowel Boedanovs vrijlating als de moord op Markelov duizenden mensen op straat gebracht. De kolonel is immers een van de enige Russen die is gestraft voor de gruwel die de Tsjetsjeense burgers in twee oorlogen is aangedaan, terwijl de advocaat een symbool was voor de strijd voor gerechtigheid. De Tsjetsjeense mensenrechtenombudsman, Nudri Nukhaziev, zei na afloop van de betoging in Grozny dat “er geen bewijzen zijn dat Boedanov Markelov heeft laten vermoorden”. “Maar ik weet zeker”, voegde hij eraan toe, “dat zijn trawanten erachter zitten en dat het met zijn medeweten is gebeurd”.
De kolonel van zijn kant betuigde zijn medeleven aan de familie van de advocaat, die hij in de rechtszaak altijd een ‘oud wijf’ of ‘een melkmuil’ had genoemd. Deze dood, zo zei hij maandagavond, ‘is een tragedie’.

Martelen voor een snelweg

Columniste Zoya Svetova daarentegen is niet overtuigd van het Boedanovspoor. Zij schrijft: “Het jachtseizoen op moedige Russische stemmen is al een paar jaar geopend en de lijst van gesneuvelden wordt steeds langer.” Ze onderstreept dat de laatste zaak die Markelov behandelde die van Mikhail Beketov was, de hoofdredacteur van Khimkinskaya Pravda, die deed wat hij kon om te verhinderen dat het Khimki-bos zou worden gekapt voor de aanleg van een nieuwe tolsnelweg van Moskou naar Sint-Petersburg.
De man werd in november door onbekenden mishandeld en bevindt zich sindsdien in een coma. Zijn artsen betwijfelen of de man het haalt. Markelov was erin geslaagd om de aanklacht om te buigen van ‘slagen en verwondingen’ naar ‘poging tot moord’. “Ik vraag me af”, schrijft Svetova, “of hij wist wie ervoor verantwoordelijk was. En belangrijker nog, wie er de opdracht toe had gegeven? Bovendien: binnenkort zijn er gemeenteraadsverkiezingen. En er komt een referendum over de aanleg van de tolweg, waarmee veel geld gemoeid is.”