Bedolven onder de fanmail

De Standaard/De Standaard der Letteren, Vr. 06 Dec. 2019, Pagina 13

Vier decennia nadat ze in het Chinees verschenen, zijn de verhalen van de Taiwanese superster Sanmao (1942-1991) vertaald. Berichten uit de Sahara is een vermakelijke ontmoeting met de door Spanje gekoloniseerde Sahara van de jaren 70. 

Ik wed dat u nog nooit hebt gehoord van Sanmao. De literaire elite haalde haar neus op voor deze populaire schrijfster, die in de jaren 70 en 80 furore maakte in Taiwan en China en uitgroeide tot een van de allereerste Chinese celebrity’s. Sanmao (pseudoniem van Chen Ping) werd weggezet als naïef, sentimenteel en narcistisch. Maar ondertussen verkocht ze meer dan tien miljoen exemplaren van haar verhalenbundels over de woestijn, haar reizen in Midden- en Zuid-Amerika en haar terugkeer naar Taiwan.

Haar vader, een militair en advocaat die in 1948 met zijn familie van Chongqing in China naar Taiwan vluchtte, spendeerde in de laatste jaren van haar leven gemiddeld vier uur per dag aan het sorteren en beantwoorden van haar fanmail. Toen de schrijfster in 1991 zelfmoord pleegde, werden tien zakken met de mooiste brieven verbrand, zodat ze die in het hiernamaals bij zich zou hebben.

Haast drie decennia later is de hype geeneens voorbij: twee jaar geleden opende een Sanmao-museum in het dorp van haar familie in de Chinese provincie Zhejiang, en zowel de Canarische Eilanden als de Westelijke Sahara zagen een spectaculaire toename van het aantal Chinese toeristen. Ze gaan op zoek naar alle plaatsen waar Sanmao van 1973 tot 1979 woonde. Vele Chinese meisjes kiezen ‘Echo’ als Engelse voornaam – uit bewondering voor Sanmao, die zich in het Westen zo liet noemen.

Afschuw

Sanmao doet haar volksgenoten dromen. Eigenzinnig, onconventioneel en avontuurlijk als ze was, belichaamde ze alles wat traditionele Chinese ouders verafschuwen in een dochter. Als ongehuwde twintiger vertrok ze naar Europa. Enkele jaren later vestigde ze zich met ­José, een acht jaar jongere Spanjaard, in Al-Ajoen, een woestijnoord waar geen mens van had gehoord, om van daaruit verslag te doen over haar leven.

Dat het duo terechtkwam in de Spaanse Sahara, was haar beslissing. Sanmao zag op een dag een artikel in National ­Geographic en wist meteen dat ze daarheen wilde. Sterker nog: dat ze daar altijd had thuisgehoord. ‘De uitgestrekte hemel, de eindeloze aarde, de brandende zon, het geweld van de wind, het eenzame leven, ze maken me gelukkig en verdrietig tegelijk’, zo zou ze later vaak uitleggen. ‘Zelfs deze onwetende mensen, ik hou van hen en haat ze tegelijk.’

Omdat hij haar per se wilde vergezellen, nam José, die in 1979 bij een duikongeval in Las Palmas om het leven zou komen, een kantoorbaan in een fosfaatmijn in de buurt van Al-Ajoen. Het paar woonde in de goedkope buurt van het kerkhof, maakte meubels uit afgedankte lijkkisten en recycleerde autobanden tot fauteuils. Sanmao bracht veel tijd door met de bedelende Sahrawi-kinderen, die uren in de wind stonken en niet eens wisten hoe oud ze waren. Ze leerde de meisjes hoe baby’s verwekt worden en dat er middelen bestaan tegen hoofdpijn.

De lezers van het Taiwanese blad United Daily News verslonden de verhalen over Sanmao, die rotte tanden vulde met nagellak en die op sterven na dode geiten redde door hen een fles wijn te laten drinken.

Fictie

Het waren ook nog eens interessante tijden. In Madrid lag de oude dictator op apegapen; dra zou een einde komen aan een kleine eeuw Spaanse kolonisatie van de Sahara, de Sahrawi en het Polisario-front wilden zelfbeschikking, maar Marokko en

Mauritanië hadden andere plannen. Sanmao schrijft vanaf de eerste rij. Polisario-leider Bassiri blijkt de zoon van oude Sahrawi-vrienden die ze van tijd tot tijd opzoekt in hun oase in de woestijn. Als het water hem aan de lippen staat, komt hij bij haar aankloppen.

Dat verhaal is veeleer fictie. Bassiri is spoorloos verdwenen in juni 1970, drie jaar voor Sanmao’s komst. Wellicht werd hij gevangen genomen en prompt terechtgesteld. Sanmao ziet de kolonisatie niet als een probleem. Elk inzicht in onderdrukking, verzet en zelfbeschikking ontbreekt. Ze meent dat Spanjaarden en Sahrawi de eenheid moeten bewaren om het hoofd te bieden aan de gemeenschappelijke vijand Marokko. Haar biografen onderstrepen dat ze geen sympathie heeft voor de blanken die hier als aristocraten wonen, terwijl zij en José dagelijks met de lokale bevolking omgaan. Dat ze zelf ook gezien wordt als een deel van de koloniale macht, lijkt haar te ontgaan. Groot is dan ook haar ontzetting als het kind van de buren op een dag zegt dat ‘de guerrilla eraan komt en dan zullen ze eerst José doden en dan jou’.

Zou het door deze foute inzichten komen dat Sanmao zo lang opgesloten bleef in een Chinese wereld? Wellicht niet. Haar belevenissen blijven grappig en bijwijlen merkwaardig. Alleen al het feit dat ze met haar verhalen de Sahara op de kaart zette voor een vijfde van de mensheid, maakt dit boek lezenswaardig.

Sanmao Berichten uit de Sahara. Vertaald door Annelous Stiggelbout, Atlas Contact, 384 blz., 24,99 € (e-boek 12,99 €).