Als de staat feest, moet het volk binnenblijven

De Standaard*, Di. 01 Okt. 2019, Pagina 38

De Chinese Volksrepubliek viert vandaag haar zeventigste verjaardag, en dat heeft zelfs voor de duiven in Peking gevolgen, schrijft Catherine Vuylsteke. Valt er ook echt iets te vieren?

Precies zeven decennia nadat Mao Zedong de Volksrepubliek China heeft uitgeroepen, zal president en partijleider Xi Jinping zijn land vandaag op de kaart zetten als dé supermacht van de 21ste eeuw. Geheel volgens Mao’s adagium dat ‘alle macht uit de loop van een geweer komt’, is er een olympische stoet van militaire branie. Er marcheren meer soldaten dan ooit, de gedemonstreerde gevechtsvliegtuigen en ander militair materiaal tarten de verbeelding. Peking presenteert de machtigste, technologisch meest geavanceerde troepenmacht uit zijn geschiedenis.

Toegegeven, militaire parades op de nationale feestdag zijn niet nieuw: Mao hield ze tussen 1949 en 1959 jaarlijks.

Vanaf 1984 hervatte Deng Xiaoping de traditie en was er om de tien jaar een fenomenaal grote optocht. Met één uitzondering: in 1989 werd geen militair materiaal geshowd – de burgers zagen al genoeg tanks in hun straten.

De viering van vandaag vertelt veel over het regime: dit is het grootste feest van de Chinese Communistische Partij (CCP) ooit, maar de burger is niet uitgenodigd en moet zwijgen. Het hele centrum van de hoofdstad is al dagen in lockdown, metrolijnen werden gesloten, sommige omwonenden zijn geëvacueerd, anderen horen de gordijnen dicht te houden.

Het internet wordt nog strenger gecontroleerd dan anders: zelfs de VPN’s waarmee de Great Firewall van de censuur doorgaans wordt omzeild, weigeren dienst. Niets wordt aan het toeval overgelaten, ook buitenissige bezigheden als vliegeren en duivensport zijn verboden. En de 100.000 zorgvuldig geselecteerde genodigden kregen volgens de Chinese staatsmedia luiers voor volwassenen, aangezien toiletbezoek geen optie is.

Dengs opendeurpolitiek

Valt er eigenlijk iets te vieren? Beslist wel, zeker op economisch vlak. Toen Mao aan de macht kwam, leefde 95 procent van de bevolking in absolute armoede. China was een ruraal, gesloten, agrarisch land, dat niet meer dan 1,5 procent bijdroeg aan de mondiale productie. Zeven decennia later zijn 800 miljoen mensen volgens de Wereldbank aan de armoede ontsnapt en leeft 60 procent van de bevolking in nieuwe steden.

Op Mao’s conto valt dat niet te schrijven: onder zijn totalitaire bestuur verdwenen honderdduizenden overtuigde communisten vanaf 1956 in strafkampen, begin jaren 60 vielen er tientallen miljoenen doden, en de Culturele Revolutie leidde tot een moreel, ideologisch en economisch bankroet waarvan de maatschappij niet helemaal is hersteld.

Het is Deng Xiaopings opendeurpolitiek die vanaf 1978 de weg effende voor de langst volgehouden economische hausse ooit. Tot 2008 verdubbelde de Chinese economie om de tien jaar, en soms sneller. Kwam hijzelf met het vernuftige idee? Wellicht niet. Onderzoek van historicus Frank Dikötter bewees dat Deng vooral de vrijemarktinitiatieven regulariseerde die vanaf de jaren 70 stiekem werden genomen door ondernemende burgers op droog zaad. Deng schiep het maatschappelijke, economische en politieke kader waarbinnen de Chinese burgers zichzelf konden helpen.

Het is nog maar de vraag hoe opgetogen hij zou zijn met het beleid van Xi. Begin jaren 80 legde Deng machtslimieten op – zo beperkte hij het aantal ambtstermijnen tot twee. De huidige president voerde die af en verving ze door een nieuwe personencultus.

De panda werd een draak

Ook op buitenlands vlak wordt sinds 2012 een andere koers gevaren. Deng hechtte veel belang aan goede relaties met het Westen en wilde China op de kaart zetten als een welwillende natie die haar rechtmatige plaats opeiste. Xi lijkt permanent op zoek naar confrontatie. Ondertussen schaadt de handelsoorlog met de VS de wereldeconomie en wordt China’s internationale imago steeds negatiever. Het nieuwe rapport van het Oxford Internet Institute stelt dat China ‘nu een van de belangrijkste spelers is in de wereldwijde verspreiding van desinformatie’, en dat daarvoor ‘300.000 tot 2 miljoen mensen worden ingehuurd’.

De panda maakte plaats voor een draak, die er niet voor terugschrikt om sharp power te gebruiken om de democratie en de burgervrijheden in andere landen te ondermijnen. Dat heeft met China’s slagkracht te maken. Vier decennia van economische hervormingen hebben de destijds lege­ schatkist royaal gevuld en de CCP-leiders vervuld van herwonnen zelfvertrouwen.

Belangrijker is de impact van het Tiananmenbloedbad van 1989. In de jaren 80 ging een golf van vernieuwing en openheid door de maatschappij. Er werden aarzelende pogingen ondernomen tot politieke hervormingen. De partij was verdeeld over de vraag of het machtsmonopolie moest worden behouden. Velen, met toenmalig partijleider Zhao Ziyang voorop, geloofden dat verdere ontwikkeling ook moest leiden tot politiek pluralisme.

De conservatieven wonnen het pleit: tanks verpletterden de vrijheidsdromen, de partij werd grondig gezuiverd en de voorstanders van democratisering verloren hun werk, hun vrijheid, hun land en soms hun leven. De CCP trok een les uit het bloedbad: de partij besefte dat je in een autoritaire staat niet de meerderheid, maar de machtigen aan je moet binden. Er kwam een maatschappelijk pact met de stedelijke, opgeleide middenklasse, die grote materiële voordelen en privileges kreeg.

In ruil daarvoor zou die maatschappelijke groep zich niet opwerpen als katalysator van het wijdverspreide ongenoegen: dat van de miljoenen (rurale) mensen wier land- of arbeidsrechten werden geschonden, de Tibetaanse en Oeigoerse etnische minderheden die zich binnenlands gekoloniseerd voelden, de slacht­offers van de vervuiling, de aanhangers van ondergrondse kerken of de belijders van Falun Gong.

Het pact werkte: ondertussen zijn de stedelijke rijken global consumers, goed voor 115 miljard dollar of een derde van alle luxeaankopen. Om democratie schreeuwen doen ze niet – algemeen stemrecht zou hun verregaande maatschappelijke voordelen ondermijnen. Maar wie kan, regelt een buitenlands paspoort. Je weet maar nooit.

Wat met Hongkong?

Zal de CCP in 2049 een nog groter feest mogen vieren? De voorspelling zegt doorgaans meer over de voorspeller dan over de toekomst. Sommigen beweren dat de gouden tijd voorbij is: een jaarlijkse groei van 6 procent volstaat niet om alle universitair afgestudeerden aan een goede baan te helpen en volgens kwatongen monden de vele infrastructuurprojecten die na de finan­ciële crisis van 2008 werden gelanceerd uit in een gigantische staatsschuld. Ze verwijzen ook naar de (dalende) demografische evolutie en de vergrijzing, die gigantische kosten zal meebrengen.

De vrienden van Peking bewijzen hun vertrouwen in het regime dan weer met de financiering van wetenschappelijk onderzoek, het ‘Belt and Road’-project en de talloze investeringen in de rest van de wereld. De vraag is hoeveel je onder de mat kunt vegen voor dat gevolgen heeft. Geschiedvervalsing, systematische nationalistische propaganda en een systeem van sociaal krediet mogen China voorlopig geen windeieren leggen, dat kan veranderen.

Bovendien vallen er straks harde noten te kraken: wat te doen met Taiwan, dat ‘onlosmakelijke deel van China’ (dixit Peking), dat dag na dag bewijst dat de Chinese cultuur perfect compatibel is met de democratie, en dat van de moederschoot afdrijft? En hoe moet het verder met Hongkong, dat al maanden toont wat de export van het Chinese model concreet betekent voor de vrije wereld? Uit de antwoorden van Peking op die uitdagingen zal pas ten gronde blijken of het zich een moderne, geëmancipeerde en verantwoordelijke supermacht mag noemen.