FACING BRUSSELS – Bobo-Brussel

Terwijl de laatste zonnestralen het plein strelen en marktkramers hun onverkochte waren inladen, drinken vlotte dames en heren Italiaanse bubbles op de stoep. Ze bezinnen zich over het beste adres voor sushi en bespreken enthousiast de stockverkoop van deze of gene ontwerper. Even verderop zitten soortgenoten met laptops op de benen. Ze doen zich tegoed aan biologische appelsapjes en werken hun Facebook-pagina’s bij. Welkom in bobo-Brussel, de stad zoals debourgeois bohèmes die beleven.

Linguïstisch en territoriaal ontdubbelen de bobo’s zich in Dansaertvlamingen en Franstaligen van het Kastelijnplein, zo genoemd naar de straten waar hun levensstijl zich aan de etalages en de prijzen laat aflezen.

Vaak zijn het snoeiharde carrièremakers maar fundamenteel voelen ze zich alternatief, groen en ongebonden. Hun kinderen hebben op hun zesde de Kleine Prins gelezen en zelf zijn ze er trots op dat ze veel belastingen betalen, zingt de Franse chansonnier Renaud enigszins sarcastisch.

Het klinkt aannemelijk. Maar wat me vooral opvalt, is dat deze mannen en vrouwen bewust hebben gekozen voor Brussel. Met een diploma als vrijgeleide voor een ander, compromislozer leven, omarmden ze de gebuilde stad. Ze prezen haar diversiteit en aaiden haar littekens, er enigszins naïef van overtuigd dat de liefdevolle zorgen van een bewust civisme dit oord van zijn kwalen zou genezen. De realiteit is evenwel weerbarstiger. Na kleine succesjes volgt een jammerlijke regressie en vooral veel sur place. Opgeven is evenwel geen optie. Hier hebben ze onderhand hun kinderen geboren zien worden, hun eigen lot daarmee aan dat van de stad verbindend.

De bobo’s volharden, al breken ook zij geregeld hun tanden op Brussel. Ze zien haar bovenal in hun eigen termen: als een kans, een zuurstofbel, een vluchtheuvel. Een stad van vrijheid ook, van niemand, opeisbaar door leeuw noch haan.

Deze mannen en vrouwen vonden Brussel en ze vonden haar opnieuw uit. Als dobberend eiland van jeugd, fantasie en diversiteit, in een vermoeide natie die op haar honderdtachtigste verjaardag twijfelt aan haar bestaansrecht. Maar meer nog dan het land, de stad of haar geschiedenis, herontdekten ze hier zichzelf, in versies die doorgaans grotesker worden naarmate de avond veroudert en de lege wijnflessen zich vermenigvuldigen.

De enen namen de benen voor de gesel der regionale werkloosheid en collectieve depressie, de anderen gingen lopen voor de verstikkende last van zelfingenomen fermette-kleinheid. Ze verwierpen gisteren en verwerven nu en straks, zonder omkijken. Met grote tolerantie, gevoed door studies, buitenlandse vrienden en veel reizen.

De stad weegt bij wijlen loodzwaar maar de hunne is veerkrachtiger dan die van velen. Bobo Brussel is vol potentie. Het is een light-versie van de metropool, een die nog het meest lijkt op het beeld dat glossies, reisgidsen en inflight magazines hun lezers en reizigers voorhouden. Onthaard, ontgeurd, ontvet. Opgepept en opgetut. Er wordt verkend in een Mini-cooper, gedineerd in een pas geopend restaurant en bekomen in een min of meer opgeknapt herenhuis dat jaren geleden werd gekocht voor een schijntje. Het is gefotoshopt en verbouwd. En toch echt.