1. Verboden verdriet
Ik herinner me nog het gevoel van opwinding van die natte win teravond in Shanghai in december 1986, toen we op de centrale Bund terechtkwamen in een van de eerste studentenbetogingen en pleidooien hoorden voor democratie, vrijheid en mensenrech ten. Een van mijn Franse medestudenten deed het als gedweep met het Westen af en geloofde niet dat de ideeën van deze jonge mannen en vrouwen met hun gepermanente lokken en nieuw modische outfits door veel van hun landgenoten werden gedeeld. De gebeurtenissen in Peking, in de lente van 1989, hebben dat gelogenstraft.
Toen we enige weken na het bloedbad door het zuiden van China reisden om te peilen naar de mening van gewone burgers, wer den we niet geraakt door hun woorden maar door hun angst en stilzwijgen.
Twintig jaar na datum is het een kakofonie van jewelste, China’s vijfde van de mensheid meandert alle kanten uit. Het werkt zich te pletter, vreet zich onzalig en shopt zich een (veeleer klein) ongeluk. Maar met de t van taboe en van Tibet, Taiwan en Tianan men valt altijd weer die oude stilte.
De mening van mijn studiegenoot van destijds weerklinkt nog steeds: mensenrechten zijn een westers concept. In de jaren sinds die avond in Shanghai heb ik als journaliste naar de verhalen van menig man, vrouw en kind geluisterd, van TurksKoerdis tan en Afghanistan over het Indiase schiereiland tot China en Indonesië en van Marokko over Uganda tot Tanzania en Ivoor kust. Het waren vaak tragische relazen over vermoorde of ver dwenen verwanten, weggebulldozerde huizen en vermangelde levens en toekomstdromen. Niet één van mijn gesprekspartners zag wat hem of haar was overkomen in andere termen dan geens zins acceptabel onrecht. Of ze nu analfabeet waren of hoogop geleid, moslim, hindoe, christen of boeddhist, het verschil tussen goed en kwaad wisten ze zonder aarzeling of uitzondering te maken. Het enige waarover sommigen van hen met ons, westerlingen, van mening verschilden, was de mate waarin dat onrecht weer ongedaan kon worden gemaakt. Niet zelden was het het leven zelf dat hun die illusie had ontnomen, hun pogingen om te rech ten wat krom was, waren alleen uitgemond in nog meer lijden en misère.
Als de universaliteit van de mensenrechten de enige politieke stellingname is die ik zonder voorbehoud onderschrijf, dan is dat door hún verhalen en hún oordeel. En omdat er geen verschil tussen ons is waardoor ik zou verdienen wat zij moeten ontberen. Ik heb niets met verjaardagen, maar met verboden verdriet des te meer. Het zijn China’s taboes en verplichte stiltes die me tot dit boek hebben aangezet. Net in dit jaar van verzwegen verjaar dagen moet alles worden aangesneden waarover doorgaans niets mag worden gezegd. Beschouw deze poging om een stem te ge ven aan mannen en vrouwen die voor hun meningen een hoge prijs betaalden als mijn verzet tegen de stilte, mijn woorden als hún wapens.
One world, one dream, de Chinese leiders hadden gelijk met hun slogan voor de Olympische Spelen, al bedoelden ze er misschien niet hetzelfde mee als de personages van dit boek.