Een uittreksel uit ‘Het gewicht van Hemelse Vrede’ (mei 2009)

Verhalen over Tibet meanderen veel richtingen tegelijk uit, maar zelden zijn ze zo gruwelijk als dat van Ama Adhe. Sommigen noemen haar de Tibetaanse versie van Nelson Mandela, deze vrouw die sinds haar vlucht naar India in 1989 in een klein kamertje woont op de bovenste verdieping van het Registratiecentrum voor Nieuwkomers in Dharamsala.
Ze zegt dat we vier decennia daarvoor moeten beginnen, bij haar arrestatie in 1959 wegens lidmaatschap van een verzetsorganisatie en medeplichtigheid aan de moord op een als erg gemeen bekend staande Chinese functionaris in Tibet. De daaropvolgende 27 jaar spendeerde Adhe in de Chinese goelag en geen lijden is deze kranige en voortdurend verlegen glimlachende vrouw bespaard. Ze vertelt dat ze zwaar werd gemarteld en zich elf jaar lang niet mocht wassen. Herhaaldelijk werd ze door haar bewakers verkracht en ze zag haar medegevangenen verhongeren en zelfmoord plegen.

Nadat Adhe naar dharamsala vluchtte, ging ze vaak bij de dalai lama op bezoek. Hij is het die haar liet inzien dat haar tragische leven niet zinloos was. Het moest te boek worden gesteld, vond hij, zodat latere generaties zich zouden herinneren. En zo kwam het dat de ongeletterde Adhe haar verhaal tijdens alle weekends van drie lange jaren vertelde aan een Amerikaanse onderzoeker, die het in 1995 publiceerde met de titel ‘De stem die nog weet’.
Adhe, Yangkyi. Twee vrouwen, twee levens, Chinese detentie versus Indiase vrijheid. Twee weduwen ook, die hun kinderen verloren aan de Chinese bezetting. Toen de militairen haar kwamen halen, had Adhe een zoontje van vier en een babydochtertje. Meer dan twintig jaar lang hoorde ze niets van hen maar ze zegt dat het de gedachte was haar kinderen ooit terug te zullen zien, die haar tijdens haar detentie moreel op de been hield.
Toen Adhe begin jaren tachtig voor het eerst een weekend naar huis mocht, kwam ze er evenwel achter dat haar zoontje korte tijd na haar arrestatie in de rivier was verdronken, op zoek naar zijn moeder. Ze was waanzinnig van verdriet en had jarenlang het gevoel dat er niets meer was om nog voor te leven.
Haar dochter was als zuigeling door een bevriende familie geadopteerd. Adhe heeft haar na haar definitieve vrijlating in 1986 teruggezien maar ze verbrak alle contact nadat de Chinese autoriteiten haar de videobeelden toonden van Adhe die in het najaar van 1997 in New York demonstreerde tegen het bezoek van toenmalig president Jiang Zemin. “Ach, ik begrijp het wel”, zegt Adhe zacht, “ze heeft geen makkelijk leven gehad en de druk van de overheid om zich van mij te distantiëren was ongetwijfeld erg groot”.